ECLI:NL:RBROT:2021:1439

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
C/10/610686 / JE RK 20-3640
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum minderjarige] in [geboorteplaats minderjarige], onder toezicht is gesteld en momenteel verblijft bij haar tante aan vaderszijde. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn in een complexe situatie verwikkeld, waarbij de moeder dakloos is en de vader niet in staat is om de volledige zorg voor de minderjarige te dragen. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en bijzondere toegang verleend aan de ambulant hulpverlener van de moeder, die de Poolse taal spreekt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de opvoedcapaciteiten van de ouders nog onvoldoende zijn om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te waarborgen. Daarom is besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 28 april 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 11 augustus 2021. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/610686 / JE RK 20-3640
datum uitspraak: 5 februari 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2020 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, zonder vaste woon- of verblijfplaats,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 17 december 2020, ingekomen bij de griffie op 30 december 2020,
- de brief van 4 februari 2021 van de ambulant hulpverlener van de moeder, mw. [naam ambulant hulpverlener] , door mr. R.T. Laigsingh overhandigd ter zitting van 5 februari 2021.
Op 5 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de advocaat van de ouders, mr. R.T. Laigsingh,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, mw [naam vertegenwoordigster] en dhr. [naam vertegenwoordiger] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de ambulant hulpverlener van de moeder, mw. [naam ambulant hulpverlener] , werkzaam bij het Leger des Heils.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Poolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van
mw. [naam tolk] , tolk in de Poolse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft bij [naam tante vz] , tante vaderszijde (vz).
Bij beschikking van 28 april 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 28 april 2021.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 februari 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij een persoon uit het netwerk, te weten bij [naam tante vz] , tante vz, verleend tot 11 februari 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij een persoon uit het netwerk te verlengen voor de duur van zes maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De doelen van het hulpverleningsplan zijn nog niet geheel behaald. Er is nog onvoldoende zicht op de opvoedvaardigheden van de ouders. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nog nodig om de opvoedcapaciteiten van de ouders te monitoren. Sinds de ouders uit elkaar zijn, is de moeder dakloos. De vader kan op dit moment niet de volledige zorg dragen voor [voornaam minderjarige] . De GI wil kijken of een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder mogelijk is, mits de moeder over een passende woning beschikt. Gelet op de leeftijd en het hechtingsproces van [voornaam minderjarige] is het belangrijk dat er op korte termijn duidelijkheid komt over het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] . De komende periode zal daarom zorgvuldig onderzoek worden gedaan. De plaatsing bij de tante vaderszijde is vooralsnog noodzakelijk om de stabiliteit en de veiligheid van [voornaam minderjarige] te waarborgen. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de tante vz. Er vinden twee keer per week begeleide bezoeken plaats bij de vader thuis met beide ouders. Deze bezoeken verlopen positief. Enver houdt tijdens de bezoeken zicht op de omgang tussen de ouders en [voornaam minderjarige] . Vanwege de onrust en problemen tussen de ouders, is het nog onduidelijk of de ouders in staat zijn om de volledige zorg voor [voornaam minderjarige] te kunnen dragen. Een periode van zes maanden is noodzakelijk om een grondig en zorgvuldig onderzoek uit te voeren naar de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] .

Het standpunt van de ouders

Namens en door de ouders is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder ontvangt sinds november 2020 hulp vanuit het Leger des Heils bij praktische zaken. Er wordt gezocht naar een dagbesteding en huisvesting voor de moeder. De moeder stond onder behandeling bij een psycholoog en een psychiater, maar deze behandelingen zijn gestopt.
De moeder heeft vertrouwen in de hulpverlening vanuit het Leger des Heils. De hulpverlening biedt de moeder ondersteuning bij de zoektocht naar dagbesteding en huisvesting. De verblijfplaats van de moeder is onder meer afhankelijk van de verblijfsstatus van de moeder. Er loopt momenteel een bezwaarprocedure bij de IND. Gedurende de procedure bij de IND heeft de moeder recht op hulpverlening. Indien de aanvraag van een verblijfstitel voor de moeder wordt afgewezen, stopt de hulp vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO).
Er is al tien maanden sprake van een ondertoezichtstelling. Het is onbegrijpelijk dat er nog niet is gekeken naar de opvoedondersteuning voor en de pedagogische vaardigheden van de ouders. Het is niet te wijten aan de ouders dat de hulpverlening niet is ingezet. De ouders wensen dat de twee omgangsmomenten per week worden uitgebreid. De ouders willen activiteiten ondernemen met [voornaam minderjarige] . Daarnaast wil de moeder met [voornaam minderjarige] naar het consultatiebureau. De vader wil dat [voornaam minderjarige] zo nu en dan bij de vader thuis kan overnachten. Hoewel de ouders momenteel geen relatie hebben vanwege de spanningen over de verblijfsstatus van de moeder, zijn zij in staat om onderling afspraken te maken over de omgangsmomenten met [voornaam minderjarige] . Het uiteindelijke doel van de huidige maatregelen is een terugplaatsing bij de moeder. De vader staat achter de thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder, op voorwaarde dat de moeder beschikt over een woning. Primair wordt verzocht om het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een kortere duur van vier maanden.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog onveranderd in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn ernstige zorgen over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] bij de ouders. Door de spanningsvolle en complexe situatie zijn de ouders onvoldoende in staat om gezamenlijk de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] weg te nemen. [voornaam minderjarige] is daarom op 11 augustus 2020 uit huis geplaatst. Zij verblijft sindsdien bij de tante vz.
De vader is onvoldoende in staat om de dagelijkse zorg voor [voornaam minderjarige] te dragen. De moeder wil voor [voornaam minderjarige] zorgen, maar zij heeft op dit moment geen vaste woon- of verblijfplaats. De moeder is met de hulpverlening opzoek naar geschikte huisvesting. Er kan hierbij worden gedacht aan een begeleide woonvorm voor vrouwen en kinderen. Er is opvoedondersteuning vanuit Enver ingezet om de opvoedcapaciteiten van de ouders te vergroten.
Het is op dit moment nog onvoldoende duidelijk of de moeder in staat is om de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] op zich te nemen en of dit kan binnen een voor [voornaam minderjarige] aanvaardbare termijn. [voornaam minderjarige] bevindt zich in een belangrijke fase in haar leven waarin zij zich moet kunnen hechten aan degene die haar dagelijks verzorgt. Het is daarom van belang dat op korte termijn duidelijk wordt waar het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] ligt. Als naar een thuisplaatsing kan worden toegewerkt, kan dat niet direct worden gerealiseerd. [voornaam minderjarige] zal in kleine stapjes langzaam aan de nieuwe situatie moeten wennen om de overgang voor haar niet te groot te laten zijn. In dat kader zal de omgang tussen de ouders en [voornaam minderjarige] moeten worden uitgebreid, zodat ook nader onderzocht kan worden wat de opvoedvaardigheden van de ouders zijn en of en zo ja, welke opvoedondersteuning nodig is bij een (eventuele) thuisplaatsing. Bij de uitbreiding van de omgang dient het belang van [voornaam minderjarige] voorop te staan. De kinderrechter is van oordeel dat de inzet van een jeugdbeschermer nog noodzakelijk is om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te blijven volgen, onderzoek te laten doen naar een thuisplaatsing en de regie te voeren over de opbouw van de omgang tussen de ouders en [voornaam minderjarige] .
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] voor een kortere duur dan zes maanden is niet toereikend om een grondig en zorgvuldig onderzoek naar het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] te kunnen uitvoeren en een eventuele thuisplaatsing gefaseerd en zorgvuldig te kunnen laten verlopen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 28 april 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij een persoon uit het netwerk, te weten bij [naam tante vz] , tante vaderszijde, tot 11 augustus 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2021 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.M.C. van der Knaap als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.