In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 januari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] momenteel in een gezinshuis woont en daar een positieve ontwikkeling doormaakt. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar. Dit verzoek is gedaan omdat [naam kind] aangeeft bij haar vader te willen wonen, maar dit moet eerst worden onderzocht.
Tijdens de zitting zijn zowel de moeder als de vader gehoord. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek, maar heeft aangegeven dat ze het liefst zou zien dat [naam kind] weer bij haar komt wonen. De vader heeft ook geen verweer gevoerd en staat open voor de mogelijkheid dat [naam kind] bij hem komt wonen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, zodat er ruimte is voor onderzoek naar de mogelijkheden van een plaatsing bij de vader en verbetering van het contact tussen [naam kind] en haar moeder.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 15 januari 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis eveneens verlengd tot dezelfde datum. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.