ECLI:NL:RBROT:2021:1476

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
C/10/610576 / JE RK 20-3613
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 januari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] momenteel in een gezinshuis woont en daar een positieve ontwikkeling doormaakt. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar. Dit verzoek is gedaan omdat [naam kind] aangeeft bij haar vader te willen wonen, maar dit moet eerst worden onderzocht.

Tijdens de zitting zijn zowel de moeder als de vader gehoord. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek, maar heeft aangegeven dat ze het liefst zou zien dat [naam kind] weer bij haar komt wonen. De vader heeft ook geen verweer gevoerd en staat open voor de mogelijkheid dat [naam kind] bij hem komt wonen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, zodat er ruimte is voor onderzoek naar de mogelijkheden van een plaatsing bij de vader en verbetering van het contact tussen [naam kind] en haar moeder.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 15 januari 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis eveneens verlengd tot dezelfde datum. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/610576 / JE RK 20-3613
datum uitspraak: 13 januari 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 28 december 2020, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 13 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , die tevens voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. ir. I.P. Biemond,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1] .
Met instemming van partijen is de moeder ter zitting telefonisch gehoord.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 2] , gezinsouder van [naam kind] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont in een gezinshuis van Enver.
Bij beschikking van 7 januari 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 15 januari 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 30 juni 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 15 januari 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] woont nu bijna twee jaar in het gezinshuis. De afgelopen periode heeft ze een enorme groei doorgemaakt. Daarbij maakt ook de moeder positieve stappen, maar dit is nog onvoldoende om te stellen dat [naam kind] weer naar huis kan. Het contact tussen [naam kind] en de vader is inmiddels hersteld en [naam kind] ziet de vader om het weekend. Er zijn nog steeds zorgen over de invloed van de moeizame onderlinge relatie van de ouders op [naam kind] . In het gezinshuis zit ze op een plaats waar ze niet hoeft te kiezen tussen haar ouders. Ze wordt hier wel gestimuleerd om in contact te blijven met haar ouders. In het gezinshuis krijgt ze speltherapie, waardoor ze steeds beter om kan gaan met haar emoties. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk omdat het perspectief van [naam kind] inmiddels bij het gezinshuis ligt. Nu [naam kind] ter zitting aangeeft dat ze bij haar vader wil wonen, kan dit anders komen te liggen, maar dit dient eerst onderzocht te worden.

De standpunten

Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Ze zou het liefste zien dat [naam kind] weer bij haar kwam wonen, maar ze beseft dat dat op dit moment niet realistisch is. Op dit moment verloopt de omgang tussen de moeder en [naam kind] niet zo goed. De moeder ontvangt hiervoor ondersteuning vanuit Pameijer en ze is gemotiveerd om hieraan te werken. De moeder was er nog niet van op de hoogte dat [naam kind] weer bij de vader wil gaan wonen.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Wat hem betreft kan [naam kind] bij hem komen wonen: ze is welkom. Het is begrijpelijk dat het heftig voor de moeder is om te horen dat [naam kind] niet meer bij de moeder wilt wonen. Wanneer [naam kind] weer bij de vader zou wonen, dan zou hij [naam kind] echter voldoende stimuleren om contact met de moeder te hebben. Het is fijn als de GI de komende tijd nog met de vader blijft meekijken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] een positieve ontwikkeling doormaakt in het gezinshuis. Het contact tussen [naam kind] en de vader is verbeterd en ook de speltherapie verloopt positief. Het is echter wel wenselijk dat [naam kind] ook constructief contact met haar moeder kan hebben. Op dit moment verloopt de omgang met de moeder moeizaam en het is noodzakelijk voor de ontwikkeling van [naam kind] dat hier de komende tijd verbetering in gaat komen. [naam kind] is inmiddels twaalf jaar en ook haar mening is van belang in de huidige situatie. Nu zij aangeeft dat ze liever bij haar vader gaat wonen en de vader stelt dat hij in staat is om voor [naam kind] te zorgen, dient onderzocht te worden of een plaatsing bij de vader daadwerkelijk tot de mogelijkheden behoort. Daarnaast kan de komende tijd gebruikt worden om de omgang tussen [naam kind] en de moeder en het contact tussen de ouders onderling te verbeteren.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissingDe kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 15 januari 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, te weten in een gezinshuis, tot 15 januari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.E. den Breejen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 januari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.