In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 januari 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de uithuisplaatsing bij de tante aan vaderszijde, met ingang van 4 januari 2021 tot 31 augustus 2021. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind], die sinds 4 januari 2021 bij zijn tante verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is om te voorkomen dat [naam kind] weer in aanraking komt met zijn oude netwerk, wat zou kunnen leiden tot een terugval in oude gedragspatronen.
Het procesverloop toont aan dat de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond op 14 december 2020 een verzoek heeft ingediend voor de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij een vertegenwoordiger van de GI telefonisch is gehoord. Zowel [naam kind] als de moeder hebben laten weten achter het verzoek te staan en geen behoefte te hebben aan een zitting.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de voorgeschiedenis van [naam kind], waaronder de scheiding van zijn ouders en eerdere plaatsingen op een gesloten behandelgroep. Gezien de kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid van [naam kind] is het niet in zijn belang om terug te keren naar zijn oude woonplaats in Hoek van Holland. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing bij de tante een kans biedt voor [naam kind] om zijn leven op een andere manier vorm te geven en dat deze plaatsing door alle betrokken partijen wordt ondersteund.