ECLI:NL:RBROT:2021:1510

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
C/10/612124 / JE RK 21-184
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 8 februari 2021, en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland heeft verzocht om deze verlenging met twaalf maanden. De zorgen over de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van [naam kind] zijn nog steeds aanwezig, met name het ernstige ondergewicht dat als levensbedreigend wordt beschouwd. De kinderarts heeft aangegeven dat het eetpatroon van [naam kind] mogelijk verband houdt met psychische problemen, en dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de situatie te monitoren.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de moeder als de vader van [naam kind] gehoord. De moeder steunt het verzoek van de GI, terwijl de vader verweer heeft gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Hij stelt dat de GI onvoldoende hulpverlening heeft geboden en dat de doelen van de ondertoezichtstelling niet duidelijk zijn. De kinderrechter heeft echter vastgesteld dat de zorgen over [naam kind] nog steeds ernstig zijn en dat de communicatie tussen de ouders en de hulpverlening moeizaam verloopt. De vader heeft de verantwoordelijkheid voor het ondergewicht van [naam kind] bij de moeder gelegd, terwijl de kinderrechter oordeelt dat de situatie nog te kwetsbaar is om de GI het instrument van verplichte hulpverlening te ontnemen.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 8 februari 2022, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 19 februari 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/612124 / JE RK 21-184
Datum uitspraak: 5 februari 2021

Beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2007 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 21 januari 2021, ingekomen bij de griffie op 26 januari 2021.

Op 5 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [naam kind] , die apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door mr. L.A. Jansen,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 22 juli 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
8 februari 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van twaalf maanden.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. De zorgen over de lichamelijke ontwikkeling van [naam kind] zijn nog onverminderd aanwezig. Er heeft recent een afspraak bij de kinderarts en de diëtist plaatsgevonden en de kinderarts heeft benadrukt dat de zorg omtrent zijn lichaamsgewicht serieus moet worden genomen. Het ondergewicht van [naam kind] is op dit moment zeer ernstig tot levensbedreigend. Binnen afzienbare tijd zal er mogelijk onherstelbare schade ontstaan aan de interne organen zoals nieren en lever. De kinderarts vermoedt dat het eetpatroon van [naam kind] een psychisch probleem is, waarbij het loyaliteitsconflict de grootste zorg is. [naam kind] woont sinds kort bij de vader en het lijkt dat [naam kind] tot rust is gekomen doordat hij niet meer door de vader wordt belast. De vader stelt zich meewerkend op richting de kinderarts en diëtist. Deze ontwikkelingen zijn echter nog pril. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is daarom noodzakelijk om zicht te houden op de situatie.
Met betrekking tot de stelling van de vader dat de GI geen of onvoldoende hulpverlening heeft ingezet en voor de vader niet bereikbaar is, geeft de GI aan dat onderkend is dat de communicatie tussen de GI en de vader stoef verloopt. Dat is al geruime tijd bekend en ook meermalen besproken. Een van de oplossingen die daarvoor is gekozen, is het contact van vader niet via de gezinsvoogd [naam 1] te laten verlopen maar via haar collega [naam 2] . Overigens kan de vader [naam 1] nog steeds bereiken per mail, telefoon of app, maar hij kiest ervoor om dat niet te doen. De GI is bereid om mee te denken over het overdragen van het dossier aan een andere medewerker, maar bedacht moet worden dat dan ook het contact tussen [naam kind] en de voogd verbroken wordt. Betwijfeld kan worden of dat in het belang van [naam kind] is.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI. De moeder herkent de zorgen over het loyaliteitsconflict en het eetpatroon van [naam kind] . Al voor een lange periode oefent de vader grote druk uit op [naam kind] . [naam kind] is bang voor de vader en als gevolg van deze spanningen eet hij slecht. [naam kind] heeft aangegeven meer rust te ervaren sinds hij bij de vader woont. De moeder probeert [naam kind] te steunen en zij geeft hem de ruimte. Zij maakt zich echter wel zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. Het is daarom van belang dat er zicht wordt gehouden op de ontwikkeling van [naam kind] in de thuissituatie bij de vader. Het opnieuw moeten wisselen van jeugdbeschermer zal daarbij niet in het belang van [naam kind] zijn.
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De samenwerking met de GI verloopt moeizaam en in de afgelopen periode is er onvoldoende gebeurd. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn onvoldoende duidelijk. Daarnaast is de jeugdbeschermer moeilijk te bereiken en is er ook geen contact met de vader opgenomen over de verhuizing van [naam kind] naar de vader. Verder geeft de moeder geen reactie op berichten over [naam kind] , waardoor er miscommunicatie ontstaat. Sinds de verhuizing eet [naam kind] goed en heeft hij meer rust. De vader komt daarnaast afspraken met de diëtist en de kinderarts na. Er is daarom geen reden om de ondertoezichtstelling te verlengen en er zal meer rust ontstaan wanneer de ondertoezichtstelling wordt beëindigd.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn al voor lange tijd zorgen over de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van [naam kind] . Door een kinderarts is vastgesteld dat er sprake is van fors ondergewicht en dat de zorgen serieus moeten worden genomen. Er wordt gezien dat de eetproblematiek verband houdt met het loyaliteitsconflict waarin [naam kind] zich bevindt. De ouders zijn niet in staat om in het belang van [naam kind] te communiceren en tot afspraken te komen. [naam kind] blijft klem zitten tussen de ouders. Op 1 februari 2021 is [naam kind] voorlopig bij de vader gaan wonen. De vader komt nu de afspraken met de diëtist en de kinderarts na. Daarnaast lijkt er voor [naam kind] rust te zijn ontstaan. Deze ontwikkeling is echter nog heel pril en gelet op ernst van de bedreiging, is het te vroeg om de GI het instrument van verplichte hulpverlening te ontnemen. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de samenwerking tussen de vader en de hulpverlening nog steeds zeer moeizaam verloopt, waardoor er weinig zicht is op de opvoedsituatie bij de vader. De vader volhardt, ook op zitting, in het aangaan van de strijd met de moeder en de GI door enerzijds te stellen dat hij in de afgelopen tijd niets van de hulpverlening heeft gemerkt, maar anderzijds aan te geven dat de hulpverlening te belastend zou zijn. Dat die moeizame communicatie alleen aan het falen van de GI is te wijten, heeft de vader niet weten te onderbouwen. Ook ten aanzien van het ondergewicht van [naam kind] is vaders houding nog bedreigend. De afgelopen periode is het gewicht van [naam kind] stelselmatig afgenomen, maar de vader legt de verantwoordelijkheid daarvoor geheel bij de moeder, ondanks de gedeelde zorg voor [naam kind] . De kinderrechter hoopt met alle betrokkenen dat de overgang van [naam kind] naar de vader een kantelpunt zal zijn voor [naam kind] en dat de ust die is ontstaan een einde kan maken aan zijn problematische eetgedrag, maar daarmee is het helaas nog niet klaar. Evident is dat [naam kind] heel gevoelig is voor de strijd tussen de ouders en niets wijst erop dat die situatie gewijzigd is. De moeder verdient een compliment voor de wijze waarop ze [naam kind] nu rust geeft, maar hier past ook een waarschuwing, want ook zij laat op zitting zien de strijd met vader niet los te kunnen laten.
Gelet op de prille ontwikkeling en de strijd tussen de ouders, acht de kinderrechter de betrokkenheid van de jeugdbeschermer als neutrale partij van belang. Het is noodzakelijk dat er in de komende periode zicht wordt gehouden op de ontwikkeling van [naam kind] .
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 8 februari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2021 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.