4.5.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4b) ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
subsidiair:
hij in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan [adres 1] , tezamen en in vereniging met een ande
meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
gebruikers hoeveelheden cocaïne en heroïne en MDMA, in elk geval hoeveelheden van een materiaal bevattende, cocaïne en heroïne en MDMA,
zijnde cocaïne en heroïne en MDMA telkenseen middel als bedoeld in de
bij die wet behorende lijst I;
2.
hij op 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan [adres 1] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 1344 gram en 52,5 gram adres [adres 1] , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 1140 gram en 90 gram adres [adres 1] , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
- ongeveer 877 gram (zijnde 858,8 gram en 15,1 gram adres [adres 1] , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde heroïne en cocaïne en MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
3.
hij, in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en/ cocaïne en MDMA, zijnde heroïne en cocaïne en MDMA,
telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen,
telkens voorwerpen stoffen en gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader wistenof ernstige reden hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader(s)
-enveloppen en adresstickers enpostzegels en
eenlabelprinter en
-een vacuummachine en weegapparatuur en een geldtelmachine en
-ongeveer 1100 gram paracetamol (versnijdingsmiddel)
voorhanden gehad;
4.
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 juni 2018, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander
b)
voorwerpen, te weten één geldbedragvan 24.000,- euro adres [adres 3] en twee horloges (ter waarde van (ongeveer) 10.000,- euro en (ongeveer) 8.000,- euro)
verworven, voorhanden gehad, en omgezet en gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
6.
hij op 25 juni 2018, te Rotterdam, voorhanden heeft gehad een identiteitskaart als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een vals paspoort (voorzien van het nummer [nummer] ) op naam van [naam] ,
waarvan hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de identiteitskaart vals was, bestaande de valsheid hieruit
dat de ondergrondbedrukking van de onderzochte identiteitskaart is aangebracht middels een printtechniek, terwijl de ondergrondbedrukking van een originele identiteitskaart van Nederland is aangebracht middels een druktechniek en was voorzien van een pasfoto van hem verdachte [naam verdachte] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.