ECLI:NL:RBROT:2021:1679

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
C/10/611345 / KG ZA 21-29
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot afgifte van NAW-gegevens door KPN in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en KPN B.V. De eiser, een beëdigd tolk, vorderde KPN te veroordelen om binnen 48 uur de NAW-gegevens van de gebruiker van een specifiek IP-adres te verstrekken. De eiser had deze gegevens nodig om een frauduleuze beschuldiging te weerleggen en zijn inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers aan te vechten. KPN weigerde de gegevens te verstrekken, met als argument dat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de gebruiker van het IP-adres de daadwerkelijke fraudeur was. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat de gebruiker van het IP-adres onrechtmatig had gehandeld en dat KPN niet verplicht was om de gegevens te verstrekken. De rechtbank weegt het belang van de bescherming van persoonsgegevens zwaarder dan het belang van de eiser bij het verkrijgen van de gegevens. De vorderingen van de eiser werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van KPN.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/611345 / KG ZA 21-29
Vonnis in kort geding van 1 maart 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M. van Tessel te Drunen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KPN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S.C. van Velze te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiser] en KPN genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 januari 2021, met 5 producties;
  • de akte houdende producties van KPN, met 6 producties;
  • de mondelinge behandeling op 15 februari 2021;
  • de pleitnota van KPN.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiser] stond ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Register) als tolk Nederlands-Arabisch (Irakees), Nederlands-Arabisch (Palestijns-Jordaans) en Nederlands-Arabisch (Syrisch-Libanees). Hij had een tolkaccount bij het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland (hierna: TVcN).
2.2.
TVcN gebruikt een online systeem genaamd TASnet voor het aanvragen, wijzigen, accepteren, weigeren en annuleren van tolkopdrachten. Het systeem bestaat uit een klantplatform en een tolkplatform. Aanvragers van tolkdiensten, waaronder Raad voor Rechtsbijstand (hierna: RvR), kunnen via een eigen klantaccount in TASnet diensten aanvragen, wijzigen en annuleren. Tolken kunnen via een eigen tolkaccount aangevraagde diensten accepteren of weigeren. Indien de aangevraagde dienst minder dan 4 uur vóór aanvang van de dienst wordt geannuleerd, is de annuleringsvergoeding van de klant aan TVcN 100%. TVcN betaalt vervolgens uit aan de tolk.
2.3.
Op 31 oktober 2019 en 22 november 2019 hebben TVcN respectievelijk RvR een klacht ingediend bij Bureau Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Bureau Wbtv) met betrekking tot [eiser] . [eiser] wordt verweten dat hij op frauduleuze wijze niet bestaande tolkopdrachten heeft uitgezet, geaccepteerd en weer geannuleerd en zo TVcN ertoe heeft gebracht annuleringsvergoedingen aan hem uit te betalen voor niet bestaande tolkopdrachten, dit gedurende meerdere jaren en tot aanzienlijke bedragen.
2.4.
De klacht van TVcN en RvR is ter advisering voorgelegd aan de Klachtencommissie Wbtv (hierna: de commissie). Op 23 maart 2020 heeft de commissie aan Bureau Wbtv geadviseerd
“de klacht gegrond te verklaren, zowel ten aanzien van het stilzwijgend ontvangen en behouden van de evident ten onrechte uitbetaalde annuleringsvergoedingen, als ten aanzien van de malversaties die tot die uitbetalingen hebben geleid”.
2.5.
Op 23 juni 2020 heeft Bureau Wbtv het besluit genomen dat de inschrijvingen van [eiser] als tolk in het Register worden doorgehaald per 1 juli 2020 en dat hij tot en met 1 juli 2025 geen nieuw verzoek tot inschrijving als tolk en/of vertaler in het Register kan indienen.
Daartoe heeft Bureau Wbtv het volgende overwogen:
“(…)
Ik stel vast dat uw kerncompetentie als tolk, te weten integriteit en tolkattitude, zowel ten aanzien van het stilzwijgend ontvangen en behouden van de evident ten onrechte uitbetaalde annulerings-vergoedingen, als ten aanzien van de gedragingen die tot die uitbetalingen hebben geleid, in het gedrang zijn gekomen. De beschreven gedragingen en daarbij het ontvangen en stilzwijgend behouden van de evident ten onrechte u uitgekeerde annuleringsvergoedingen, vormen ernstige feiten, de integriteit van de beëdigde tolk of vertaler betreffende, en zijn tevens in strijd met artikel 1.1 van de Gedragscode btv, aangezien daarmee het vertrouwen in de beroepsgroep waartoe u behoort ernstig wordt geschaad.
Beide elementen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk bezien, zijn naar mijn oordeel dusdanig in strijd met de integriteit en attitude, die van een beëdigd tolk moet worden verlangd en die het Rbtv beoogt te waarborgen, dat inschrijving in het Rbtv in uw geval niet langer gerechtvaardigd is.
Het belang van het Rbtv dat voldoet aan de doelstellingen van de wet is voor mij van doorslaggevend belang. Dit belang overstijgt uw persoonlijke belang bij een voortzetting van uw inschrijvingen in het Rbtv als tolk. De gebruikers van het Rbtv moeten er op kunnen vertrouwen dat de tolk die ingezet wordt voldoet aan de vereiste wettelijke competenties.
(…)”
2.6.
[eiser] heeft een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 23 juni 2020.
Bij beslissing van 12 november 2020 is zijn bezwaar ongegrond verklaard en is het besluit van 23 juni 2020 gehandhaafd.
2.7.
[eiser] is in beroep gegaan tegen de beslissing op bezwaar van 12 november 2020. De beroepsprocedure is nog lopende.
2.8.
De fraude is gepleegd vanaf verschillende IP-adressen, waaronder IP-adres [IP-adres] . Vanaf 2 juni 2020 heeft [eiser] , zelf en bij monde van verschillende advocaten, KPN diverse malen verzocht om hem de NAW-gegevens te verstrekken van de gebruiker van dit IP-adres. Daarbij heeft [eiser] toegelicht dat hij die gegevens nodig heeft om de daadwerkelijke fraudeur te achterhalen en de doorhaling uit het Register aan te vechten.
Bij e-mail van 2 november 2020 heeft KPN aan [eiser] laten weten dat de aansluiting met IP-adres [IP-adres] niet op naam staat van [eiser] en dat de aansluiting actief is in Zaltbommel. Voor het overige heeft KPN geweigerd op het verzoek van [eiser] in te gaan.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, KPN te veroordelen om binnen 48 uur na de betekening van het te wijzen vonnis aan [eiser] te verstrekken de navolgende gegevens:
alle gegevens die de gebruiker dan wel de gebruikers van het genoemde IP-adres [IP-adres] aan KPN heeft opgegeven bij de aanvraag van de door KPN geleverde dienst, waaronder de naam, adres en woonplaats gegevens en de bankgegevens van de gebruiker;
een overzicht van alle tijdstippen waarop op het genoemde IP-adres is ingelogd in de periode 2017 t/m 2019;
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag die verstrijkt nadat twee dagen na voornoemde betekening is verstreken en KPN niet aan dit gebod heeft voldaan, evenwel met een maximum van € 500.000,00.
3.2.
KPN voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[eiser] voert, voor zover relevant, aan dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat hij de gevraagde gegevens nodig heeft om in de beroepsprocedure aan te kunnen tonen dat hij niet degene is die de fraude heeft gepleegd. Het spoedeisende belang van [eiser] is daarmee voldoende gegeven, te meer omdat KPN ter zitting heeft verklaard dat zij slechts de IP-gegevens die teruggaan tot een half jaar, bewaart. De door KPN aangevoerde omstandigheden dat [eiser] te lang heeft gewacht met het instellen van dit kort geding en dat er thans geen sprake is van een voortdurende onrechtmatige toestand, doet niet af aan voormelde spoedeisendheid.
4.2.
Er is een wettelijke grondslag vereist op grond waarvan een internet service provider, zoals KPN, verplicht kan worden tot afgifte van klantgegevens. Artikel 6:162 BW, bevat een wettelijke grondslag op grond waarvan KPN tot deze afgifte verplicht kan worden (Hoge Raad, 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4019) . Onder omstandigheden kan een weigering van een internet service provider om gegevens van een gebruiker aan een derde bekend te maken in strijd komen met de zorgvuldigheid die de service provider jegens een zodanige derde in acht dient te nemen. In dit geval zijn de volgende omstandigheden van belang:
Is voldoende aannemelijk dat de gebruiker van IP-adres [IP-adres] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] ?
Heeft [eiser] een reëel belang bij de verkrijging van de gevraagde gegevens?
Bestaat er geen minder ingrijpende mogelijkheid om de gegevens te achterhalen?
Brengt de afweging van de betrokken belangen mee dat het belang van de betrokken derde dient te prevaleren?
4.3.
Naast artikel 6:162 BW is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van 27 april 2016 (EU 2016/679, hierna: AVG) van toepassing. De gevraagde verstrekking van gegevens door KPN is aan te merken als verwerking van persoonsgegevens zoals bedoeld in de AVG. In artikel 6 lid 1 AVG is uitgewerkt welke voorwaarden een grond vormen voor een rechtmatige verwerking – in dit geval: verstrekking – van persoonsgegevens. In onderdeel f van dit artikellid is bepaald dat verwerking geoorloofd is indien deze noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen. Deze bepaling is vergelijkbaar met de door de Hoge Raad geformuleerde omstandigheden, aangezien ook hier het gerechtvaardigde belang, de noodzaak van de verwerking en een belangenafweging de vereisten vormen. Daarbij komt dat, wanneer de verwerking voor een ander doel dan dat waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld, zoals hier aan de orde, niet berust op toestemming van de betrokkene, in het kader van de belangenafweging ook rekening moet worden gehouden met de in artikel 6 lid 4 AVG genoemde omstandigheden, waaronder de mogelijke gevolgen van de voorgenomen verdere verwerking voor de betrokkenen.
4.4.
[eiser] stelt dat zijn belang bij verkrijging van de gevorderde gegevens daarin is gelegen dat die gegevens hem een aanknopingspunt verschaffen om de identiteit van de daadwerkelijke fraudeur te achterhalen. Daarmee kan hij in de beroepsprocedure zijn onschuld aantonen en kan hij de fraudeur in rechte betrekken voor een schadevergoedingsactie.
Naar voorlopig oordeel heeft [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de fraude (uitsluitend) is gepleegd door de gebruiker van het betreffende IP-adres. In de klachtprocedure tegen [eiser] heeft RvR een Excel-bestand overgelegd met een overzicht van de IP-adressen en smartphones die tijdens de frauduleuze handelingen zijn gebruikt (productie 4 van KPN). KPN voert aan dat, blijkens dat overzicht, de frauduleuze handelingen zijn verricht vanaf 37 verschillende IP-adressen en dat het enkele feit dat het IP-adres van haar klant is gebruikt – welk IP-adres bovendien kan zijn gemanipuleerd – niet betekent dat die klant ook de onrechtmatige handeling heeft verricht. [eiser] heeft dit onvoldoende betwist. Voor zover hij aanvoert dat alle IP-adressen en toestellen door dezelfde persoon zijn gebruikt, heeft [eiser] die stelling niet onderbouwd. KPN betoogt dan terecht dat aanvullend bewijs dat haar klant bij de fraude betrokken was, ontbreekt.
4.5.
KPN heeft verder aangevoerd dat zij de klantgegevens behorende bij de IP-adressen een half jaar bewaart. Zij kon, op het moment van de mondelinge behandeling op 15 februari 2021, slechts de IP-gegevens inzien vanaf 15 augustus 2020. Niet kan worden gecontroleerd of de huidige gebruiker dezelfde is als die in de periode van 2017-2019. [eiser] heeft dit onbesproken gelaten. Welk belang hij bij de nog wel beschikbare, of toegankelijke, gegevens heeft, is dan – mede in het licht van het in 4.4. overwogene – onvoldoende duidelijk.
4.6.
Volgens [eiser] zijn er geen andere manieren om de gevraagde gegevens te achterhalen. Hij heeft weliswaar bij de politie aangifte gedaan van de fraude, maar die geeft daar geen prioriteit aan en verricht geen onderzoekshandelingen. KPN betwist dat. Dit is niet onderbouwd en bovendien kwalificeert fraude als een misdrijf. In dat geval is de officier van justitie bij uitstek degene die in het kader van een strafrechtelijk onderzoek en met waarborgen omkleed een derde, zoals KPN, kan verzoeken bepaalde gegevens aan hem te verstrekken.
4.7.
In het kader van de belangenafweging staat het belang van KPN bij de bescherming van de persoonsgegevens en persoonlijke levenssfeer van haar klant (artikel 7 en 8 Handvest en artikel 8 EVRM) tegenover het belang van [eiser] om zich te kunnen verweren tegen (mogelijk onterechte) fraudebeschuldigingen.
4.8.
Zoals hiervoor al is overwogen, heeft [eiser] , gelet op het in 4.4. genoemde bestand, vooralsnog onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gebruiker van het IP-adres de daadwerkelijke fraudeur is. De gegevens op zichzelf zijn onvoldoende om als bewijs te dienen. Verder is van belang dat Bureau Wbtv bij het opleggen van de maatregel niet alleen heeft betrokken dat volgens haar vaststaat dat [eiser] achter de fraude zit, maar ook dat hij de annuleringsvergoedingen stilzwijgend heeft ontvangen en behouden. Zij heeft geoordeeld dat beide elementen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk bezien, dusdanig in strijd zijn met de vereiste integriteit en attitude van een beëdigde tolk, dat inschrijving in het Register niet langer gerechtvaardigd is (zie 2.5.). Dat betekent dat, indien in de beroepsprocedure al zou komen vast te staan dat [eiser] niet de fraudeur is, het oordeel dat hij met het behouden van de gelden niet integer heeft gehandeld, nog steeds overeind blijft.
De commissie, waarvan het advies door Bureau Wbtv is overgenomen, heeft vastgesteld dat de opbrengsten van de malversaties uitsluitend bij [eiser] belandden (althans dat hij dat niet betwist heeft). Over de jaren 2017, 2018 en 2019 beliepen de aan hem uitbetaalde annuleringsvergoedingen in totaal € 45.000,00. Die vergoedingen vielen naar verhouding ver buiten de gemiddelden. Zo vormde in 2019 de annuleringsvergoedingen gemiddeld 7% van de totaal aan tolken uitbetaalde vergoedingen terwijl dit voor [eiser] 70% was. Daarnaast is overwogen dat een tolk steeds per e-mail en via de app bericht krijgt van de annulering, welk bericht de tolk actief moet bevestigen, aldus de commissie.
In dit kort geding heeft [eiser] over al deze vaststellingen en oordelen weinig concreets gesteld, laat staan dat hij iets heeft onderbouwd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij naar het zich laat aanzien voor het eerst aangevoerd dat het bedrag van € 45.000,00 niet klopt. Volgens hem gaat het om een aanmerkelijk lager bedrag (ongeveer € 11.000,00), waarbij hij stelt dat Global Talk Netherlands B.V., via welk bedrijf hij zijn opdrachten ontving en welk bedrijf de opdrachten bij TVcN declareert, 2/3 deel van het gefactureerde bedrag ontvangt en hij maar 1/3 deel, ook in geval van een annulering. De onterechte ontvangsten zijn door hem niet opgemerkt, aldus [eiser] . Nog daargelaten dat het opmerkelijk is dat uit de stukken van de procedure bij Bureau Wbtv niet blijkt dat [eiser] dit argument aldaar heeft gevoerd, heeft [eiser] deze stelling in deze procedure niet onderbouwd (maar wellicht dat hij dat wel kan doen in de lopende beroepsprocedure).
Dat betekent dat vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden dat verstrekking van de gevraagde gegevens ertoe zal leiden dat de aan [eiser] opgelegde maatregel wordt ingetrokken of opgeheven.
4.9.
Verder wordt in aanmerking genomen dat de afgifte van de gevraagde gegevens verstrekkende gevolgen heeft voor de gebruiker van het IP-adres. In dat kader heeft KPN aangevoerd dat [eiser] de gegevens zal gebruiken om de betrokkene in rechte aan te spreken en een schadevergoeding te vorderen van ongeveer € 500.000,00. [eiser] heeft ook aangifte gedaan. Dat betekent dat de gebruiker van het IP-adres mogelijk van alles boven het hoofd hangt, terwijl nog onduidelijk is of de gebruiker daadwerkelijk de fraudeur is.
4.10.
Gelet op het voorgaande, weegt het belang van [eiser] bij het verkrijgen van de gevraagde gegevens (nog) niet op tegen het belang van KPN bij de bescherming van de persoonsgegevens en persoonlijke levenssfeer van haar klant. De weigering van KPN om de gegevens bekend te maken, is, voorshands geoordeeld, niet in strijd met de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm vervat in artikel 6:162 BW, zodat een verplichting tot verstrekking van die gegevens ontbreekt. De vorderingen worden derhalve afgewezen.
4.11.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van KPN worden, naast de nakosten, begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.683,00

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van KPN tot op heden begroot op € 1.683,00;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2021.
2091 / 2009