ECLI:NL:RBROT:2021:1742

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
C/10/613205 / JE RK 21-370
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2021 een beschikking gegeven tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005. De ondertoezichtstelling is aangevraagd door de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die zorgen heeft over het zelfbepalende gedrag van de minderjarige en de onveiligheid in haar thuissituatie, mede veroorzaakt door haar oudere broers. De ouders van de minderjarige, [naam moeder] en [naam vader], zijn bijgestaan door hun advocaat mr. G.E. van der Pols en hebben verzocht om afwijzing van het verzoek van de Raad. Zij stellen dat de zorgen over eergerelateerd geweld onvoldoende onderbouwd zijn en dat zij openstaan voor hulpverlening.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft de minderjarige, haar ouders, een vertegenwoordiger van de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de ouders, ondanks hun bereidheid tot samenwerking met de hulpverlening, niet in staat zijn om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarige voor de duur van zes maanden onder toezicht te stellen, met ingang van 24 februari 2021 tot 24 augustus 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/613205 / JE RK 21-370
datum uitspraak: 24 februari 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 11 februari 2021, ingekomen bij de griffie op 11 februari 2021.
Op 24 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [voornaam minderjarige] , die apart is gesproken,
- de ouders, bijgestaan door mr. G.E. van der Pols,
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna de GI, te weten mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Na een uithuisplaatsing in de afgelopen periode woont [voornaam minderjarige] weer bij de ouders.
Bij beschikking van 1 december 2020 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 1 december 2020 tot 1 maart 2021 en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 1 december 2020 voor de duur van vier weken en is de beslissing voor het overige aangehouden.
Bij beschikking van 14 januari 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 1 februari 2021 en is het meer of anders verzochte afgewezen.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van zes maanden.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Er zijn zorgen over het zelfbepalende gedrag van [voornaam minderjarige] en de onveiligheid vanwege de situatie met haar oudere broers. Er zijn sterke signalen van eergerelateerd geweld. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de hulpverlening en de prille positieve ontwikkeling te volgen.

Het standpunt van de GI en de belanghebbenden

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld.
[voornaam minderjarige] is teruggeplaatst bij de ouders. Er zijn veiligheidsafspraken gemaakt. Op 3 februari 2021 is Ambulante Spoedhulp (ASH) ingezet. De ouders zijn bereikbaar en werken op een positieve wijze mee met de hulpverlening. De komende periode zal ook MDFT (MultiDimensionele FamilieTherapie) worden ingezet. [voornaam minderjarige] wil ook psychische hulp voor zichzelf. Er is nog steeds sprake van een contactverbod met haar eenentwintigjarige broer. Daarop zijn uitzonderingen mogelijk, zoals voor het voeren van systeemgesprekken. De GI weet niet of het door de oudere broers van [voornaam minderjarige] toegepaste geweld eergerelateerd was en ook niet wat de dreiging vanuit hen is als [voornaam minderjarige] een vriendje heeft. De GI vindt een ondertoezichtstelling vooralsnog noodzakelijk.
Namens de ouders heeft hun advocaat ter zitting verzocht het verzoek van de Raad af te wijzen. Ter onderbouwing van dit standpunt is het volgende aangevoerd.
De zorgen over eergerelateerd geweld zijn onvoldoende onderbouwd. Een concrete beschrijving van signalen hieromtrent ontbreekt in het rapport van de Raad. Het is onbegrijpelijk waarom het rapport van het LEC geheim wordt gehouden als het onderzoek van de Raad daarop is gebaseerd. In het rapport is bovendien vermeld dat één van de broers van [voornaam minderjarige] wordt verdacht van een poging doodslag, terwijl hij voor een minder zwaar feit is veroordeeld tot een beperkte straf. Het is belangrijk dat er hulpverlening in het gezin blijft. De ouders staan open voor de hulpverlening en zijn bereid om hieraan mee te werken. Daarom is niet nodig om de hulpverlening in het gedwongen kader voort te zetten nu de ouders vrijwillig meewerken. Het wijkteam kan het gezin verder begeleiden. Indien de ouders geen medewerking meer zouden verlenen aan MDFT dan kan een zorgmelding worden gedaan. Daarom is het de vraag of een ondertoezichtstelling een toegevoegde waarde heeft.
In aanvulling op het betoog van zijn advocaat heeft de vader verklaard dat hij wenst dat de oudere broers van [voornaam minderjarige] zo spoedig mogelijk weer naar huis komen zodat zij weer een gezin met zijn allen vormen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er bestaan zorgen over de opvoedingsomgeving, waarin zij opgroeit. De vader lijkt zich vanwege zijn geestelijke en lichamelijke gezondheidsklachten afzijdig te houden van het gezin. Daarom is uitsluitend de moeder met de opvoeding en de verzorging van [voornaam minderjarige] belast. [voornaam minderjarige] heeft moeite om het gezag van de ouders te accepteren en vertoont zelfbepalend gedrag.
Daarnaast zijn er zorgen over het gedrag en de rol van de twee oudere broers van [voornaam minderjarige] bij haar opvoeding. Volgens [voornaam minderjarige] bepalen zij alles voor haar en mag zij niet met jongens praten of met vriendinnen afspreken. Op 28 november 2020 heeft er tussen [voornaam minderjarige] en deze broers een incident plaats gevonden, waarbij haar veiligheid in het geding lijkt te zijn geweest. De ouders hebben dit niet weten te voorkomen en hebben moeite om de broers in hun gedrag te begrenzen. Vanwege deze zorgen is [voornaam minderjarige] met een machtiging uit huis geplaatst. [voornaam minderjarige] is op 1 februari 2021 weer thuis geplaatst met een veiligheidsplan, het voortzetten van systeemgesprekken en met de inzet van ASH vanaf 3 februari 2021.
Ondanks dat [voornaam minderjarige] en haar ouders sinds haar thuisplaatsing op een positieve wijze meewerken met de hulpverlening en ook bereid zijn om mee te werken met de nog in te zetten MDFT, is de kinderrechter van oordeel dat het vrijwillig kader, zoals namens de ouders is bepleit, op dit moment niet toereikend is. De onveiligheid in de thuissituatie wordt ook veroorzaakt door de twee oudere broers van [voornaam minderjarige] . Aan één van de broers is een contactverbod met [voornaam minderjarige] opgelegd, welk verbod na de behandeling van zijn strafzaak nog steeds geldt. Gebleken is bovendien dat [voornaam minderjarige] nog steeds gevoelens van angst voor haar oudere broers ervaart, op het moment dat zij hen in de nabijheid van de woning ontmoet, terwijl de vader ter zitting de wens heeft geuit dat deze broers zo spoedig mogelijk weer deel zullen uitmaken van het gezin. De ouders zullen in de komende periode moeten laten zien dat zij, anders dan tot nu toe, in staat zijn om zelfstandig de broers in hun gedrag te begrenzen en ook op die wijze de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] af te wenden en haar veiligheid te waarborgen. Daarom blijft ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] leert op een verantwoorde manier haar eigen keuzes te maken.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 24 februari 2021 tot 24 augustus 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Den Haag.