ECLI:NL:RBROT:2021:1800

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3877
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heffing van leges voor extra welstandstoets bij omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de heffing van leges voor een extra welstandstoets bij een omgevingsvergunning. Eiser had op 24 maart 2018 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het isoleren van het dak en het aanbrengen van een lateiconstructie in de dragende binnenmuur van zijn woning. De gemeente Dordrecht had leges geheven voor de aanvraag en voor extra welstandstoetsen, in totaal € 917,-. Na bezwaar werd de aanslag verminderd tot € 579,-, maar eiser ging in beroep tegen het bestreden besluit, waarin de gemeente de extra leges handhaafde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de commissie de aanvraag op 11 juni 2018 had beoordeeld en dat er wijzigingen in het bouwplan waren aangebracht, wat een nieuwe toetsing noodzakelijk maakte. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht € 338,- aan leges voor de extra welstandstoets had geheven, omdat de aanpassingen in het bouwplan wezenlijk waren en een nieuwe toets vereisten. Eiser's beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat de situatie uit 2017 niet vergelijkbaar was met de aanvraag uit 2018. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/3877

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht, verweerder,

gemachtigde: mr. E.A. Schep.

Procesverloop

Bij aanslag met dagtekening 11 september 2018 (hierna: de aanslag), aanslagnummer [nummer] heeft verweerder van eiser € 241,- leges geheven voor een aanvraag omgevingsvergunning en 2 × € 338,- leges geheven voor extra welstandstoetsen, dus tot een totaalbedrag van € 917,-.
Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 27 juni 2019 (het bestreden besluit), heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag met 1 × € 338,- verminderd tot een totaalbedrag van € 579,-.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Van eiser is op 12 januari 2021 een (ongedateerde) brief met bijlagen ingekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2021.
Eiser is verschenen. Voor eiser is verder verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 24 maart 2018 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het isoleren van het dak en het aanbrengen van een lateiconstructie in de dragende binnenmuur van de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
1.1.
Het bouwplan is (na een aangehouden zitting op 28 mei 2018) tijdens een zitting op 11 juni 2018 getoetst in de kleine Welstands- en monumentencommissie (hierna: de commissie). Volgens het verslag van die zitting heeft de commissie als volgt gereageerd:
“De commissie ondersteunt in beginsel ingrepen in verband met het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad. In dit geval leidt de wijze waarop dit is uitgevoerd tot een te grote verstoring van het beeld, omdat de woning onderdeel is van een rij. Gevolg van deze ingreep is dat de goot zal moeten worden gewijzigd omdat de waterlijn hoogstwaarschijnlijk nu niet meer uitmondt in de bestaande goot. Het verdiepen, naar voren halen of anderszins veranderen van de goot is niet akkoord omdat deze ingreep het bestaande gevelbeeld teveel zal verstoren. Details van de goot (voor- en achterzijde) ontbreken nog en dienen te worden aangeleverd. De commissie houdt het plan aan.”
1.2.
Op 30 juli 2018 heef de commissie volgens het verslag van die zitting als volgt gereageerd:
“Het gootdetail aan de voorzijde is akkoord, het gootdetail aan de achterzijde is nog niet akkoord. Als sterke aanbeveling geeft de commissie om de voet van de isolatie in de goot beter bouwkundig in te pakken, of om het detail anders op te zetten.
De commissie heeft grote twijfels bij de esthetische duurzaamheid van het voorgestelde gootdetail aan de achterzijde. Het water zal over de goot stromen, de goot is niet bereikbaar voor onderhoud, de panlat zal wegrotten. Er is in dit sprake van een grote samenhang tussen de esthetische duurzaamheid van het detail en de bouwkundige kwaliteit ervan. (Tijdens de vergadering oppert de aanvrager om de horizontale afstand tussen de pannen te verkleinen, waardoor de onderste pan niet meer in de goot is gepositioneerd en de goot bereikbaar).
De commissie houdt het plan aan. Een aangepast plan conform de tijdens de vergadering door de aanvrager geopperde oplossingsrichting is akkoord en kan door de secretaris worden beoordeeld.”
1.3.
Op 20 augustus 2018 heeft de commissie volgens het verslag van die zitting positief beslist op het bouwplan, met als opmerking:
“Akkoord omdat het plan is aangepast conform de eerder opmerkingen van de commissie”
2.
Bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, omdat de hiervoor onder 1.3. bedoelde toets alleen een goedkeuring was van een aanpassing door eiser die door de commissie al akkoord was bevonden. Verweerder heeft het daarom redelijk geacht de daarvoor geheven leges van € 338,- te laten vervallen. De hiervoor onder 1.1. bedoelde eerste welstandstoets is inbegrepen bij de leges voor bouwactiviteit van € 241,-, maar de hiervoor onder 1.2. bedoelde toets is volgens verweerder een extra welstandstoets, wat eiser betwist. Daarover gaat deze procedure dus.
3.
Toetsingskader
Op grond van artikel 229, eerste lid en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Op basis van dit artikel heeft de gemeenteraad van Dordrecht de Verordening op de heffing en invordering van leges 2018 (de Verordening) vastgesteld.
Op grond van artikel 2 van de Verordening worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten; een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Op grond van artikel 3 van de Verordening, voor zover van belang, is belastingplichtig de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeven van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Verordening, worden de leges geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 2.3 (Omgevingsvergunning) van de Verordening luidt:
“Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.”
Artikel 2.3.1.2 (Extra welstandstoets) van de Verordening luidt:
“Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien zich tijdens de beoordeling van de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wijzigingen voordoen in het bouwplan en daarvoor een nieuwe welstandstoets noodzakelijk is: € 338,-.”
4.
Geschil
In geschil is of de hiervoor onder 1.2. bedoelde toets door verweerder als extra welstandstoets in de zin van de Verordening had kunnen worden aangemerkt en of daarvoor terecht een bedrag van € 338,- aan leges is geheven. Daarvoor is bepalend of zich tijdens de beoordeling van de aanvraag wijzigingen hebben voorgedaan in het bouwplan waarvoor een nieuwe welstandstoets noodzakelijk was.
4.1.
De aanvraag is door de commissie beoordeeld op 11 juni 2018. De commissie heeft toen geoordeeld dat details van de goot (voor- en achterzijde) nog ontbraken en dienden te worden aangeleverd. Dat heeft ertoe geleid dat eiser het bouwplan heeft aangepast.
4.2.
De aanpassingen in het bouwplan maakten een nieuwe toetsing door de commissie noodzakelijk. Die toetsing heeft op 30 juli 2018 plaatsgevonden. De noodzaak van die toetsing blijkt uit het feit dat de wijzigingen niet zodanig waren dat zij ter zitting van 11 juni 2018 al in het bouwplan konden worden aangebracht en toen door de commissie konden worden getoetst. Dat van een daadwerkelijke toetsing sprake was, blijkt uit het feit dat het aangepaste bouwplan niet akkoord was, maar nog nader moest worden aangepast.
4.3.
Verweerder heeft de toets van 30 juli 2018 dan ook kunnen aanmerken als een extra welstandstoets en heeft daarom terecht € 338,- aan leges geheven. Dat het zou gaan om aanpassingen of uitwerkingen van details zoals eiser stelt, doet hieraan niet af, omdat ook aanpassingen wijzigingen zijn en de Verordening geen onderscheid maakt naar de aard, omvang of complexiteit van de wijzigingen. Relevant is slechts of het gaat om wijzigingen die noodzaken tot een extra welstandstoets, naast de standaardtoets die is inbegrepen bij de leges van de aanvraag. Dat het bedrag dat de commissieleden ontvangen volgens eiser niet in verhouding staat tot de hoogte van de leges, doet hieraan niet af. Dat eiser het kostenaspect voor ogen houdt is sympathiek, maar dat is hier niet van belang. Tussen de hoogte van de leges en de omvang van de verleende dienst hoeft namelijk geen rechtstreeks verband te bestaan.
4.4.
De omstandigheid dat eiser bij de behandeling van een soortgelijke aanvraag uit het jaar 2017 voor de vervanging van de kozijnen van de woning geen leges heeft hoeven te betalen voor extra welstandstoetsen, leidt niet tot een ander oordeel. Voor zover eiser hiermee een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, wordt hij hierin niet gevolgd. Het niet heffen van leges in de zaak uit 2017 voor extra welstandstoetsen kan niet worden aangemerkt als een gedraging die is toegesneden op de concrete situatie die hier aan de orde is, namelijk een aanvraag uit 2018 en dus een andere aanvraag dan die uit 2017. Daarbij ziet de aanvraag uit 2018 op andere onderdelen van de woning dan de aanvraag uit 2017. Al daarom is van een toezegging geen sprake (zie rechtsoverweging 11.2 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694). Ter zitting heeft verweerder nog – onbetwist – toegelicht dat het niet heffen van leges voor extra welstandstoetsen bij de behandeling van de aanvraag uit 2017 een fout was in het voordeel van eiser. De rechtbank overweegt daarover dat verweerder niet gehouden is om een eenmaal gemaakte fout te herhalen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 5 maart 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).