ECLI:NL:RBROT:2021:1840

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 januari 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
C/10/610088 / FA RK 20-9932
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 4 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, ingediend door het CIZ. De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. P. Arkema-Hummel. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond via een beeld- en geluidverbinding, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de echtgenote van de cliënt en zorgprofessionals van De Zellingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan vasculaire dementie met gedragsproblemen en onrust, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op ernstige psychische schade en verwaarlozing. Ondanks dat de cliënt zich soms verzet tegen zorg, blijkt dat hij niet verzet tegen zijn verblijf in de zorgaccommodatie. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van verzet tegen opname, wat betekent dat er instemming is zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang. Hierdoor voldoet de situatie niet aan de wettelijke vereisten voor verplichte opname.

De rechtbank heeft daarom het verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 11 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/610088 / FA RK 20-9932
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 4 januari 2021 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt ] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] ,
thans verblijvende bij De Zellingen, verpleeghuis Rijckehove, afdeling Beukenhof,
aan de [verblijfadres cliënt]
advocaat mr. P. Arkema-Hummel te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen op 21 december 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 13 oktober 2020;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde, van 26 november 2020; en
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 12 oktober 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
4 januari 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • cliënt met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] , de echtgenote van betrokkene; en
  • [naam 3] , arts, en [naam 4] , gedragscoach, beiden verbonden aan De Zellingen.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een vasculaire dementie met gedragsproblemen en onrust.
2.2.
Het gedrag van cliënt leidt als gevolg van deze psychogeriatrische aandoening tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Cliënt heeft een verminderd besef van tijd en plaats. De concentratie en het geheugen zijn aangedaan, waardoor er sprake is van verregaand regieverlies. Cliënt werd thuis door zijn echtgenote verzorgd. Cliënt moet gestimuleerd en geholpen worden bij het opstaan, het wassen, het aankleden, het innemen van voeding en vocht en de toiletgang. Cliënt is incontinent geworden en zijn zorgbehoefte is toegenomen. Daarnaast heeft cliënt regelmatig geagiteerd en agressief vertoond. Hierdoor is de echtgenote van cliënt overbelast geraakt. Recentelijk is cliënt opgenomen in het ziekenhuis in verband met een cerebrovasculair accident (een beroerte) en forse epileptische activiteit. Tijdens deze opname is cliënt besmet geraakt met Covid-19. Hierop is hij overgeplaatst naar een accommodatie van de zorgaanbieder, waar hij momenteel ook verblijft.
2.3.
Gebleken is dat cliënt zich weleens verzet tegen de zorg, maar niet tegen zijn verblijf in de accommodatie. De arts vermoedt dat dit verzet ook zal gaan afnemen. Daarnaast is cliënt rolstoelgebonden, waardoor hij de accommodatie niet kan verlaten. Omdat het verzet van cliënt niet gericht is tegen de opname, is er sprake van instemming zoals bedoeld in artikel 3a lid 1 onder a Wzd. Hiermee is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor verplichte opname. Daarom wordt het verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 4 januari 2021 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.A. van 't Zelfde, griffier, en op 11 januari 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.