Op 4 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, ingediend door het CIZ. De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. P. Arkema-Hummel. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond via een beeld- en geluidverbinding, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de echtgenote van de cliënt en zorgprofessionals van De Zellingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan vasculaire dementie met gedragsproblemen en onrust, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op ernstige psychische schade en verwaarlozing. Ondanks dat de cliënt zich soms verzet tegen zorg, blijkt dat hij niet verzet tegen zijn verblijf in de zorgaccommodatie. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van verzet tegen opname, wat betekent dat er instemming is zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang. Hierdoor voldoet de situatie niet aan de wettelijke vereisten voor verplichte opname.
De rechtbank heeft daarom het verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 11 januari 2021.