ECLI:NL:RBROT:2021:1949

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
C/10/608854 / KG ZA 20-1102
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking bij verkoop van de echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De vrouw vorderde dat de man zijn medewerking zou verlenen aan de verkoop van de echtelijke woning, waarvan de man het aandeel van de vrouw wilde overnemen. De rechtbank oordeelde dat de man in staat was om het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen, mits hij de overwaarde aan de vrouw zou voldoen en haar zou ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. De rechtbank stelde dat de vrouw haar medewerking moest verlenen aan de overdracht van haar aandeel in de woning, onder de voorwaarde dat de man het afgesproken bedrag aan haar zou betalen en dat zij door de hypotheekbank uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zou worden ontslagen. Indien de man niet aan deze voorwaarden voldeed, moest de woning alsnog worden verkocht. De rechtbank legde dwangsommen op voor het geval de man of de vrouw niet aan de veroordelingen zou voldoen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/608854 / KG ZA 20-1102
Vonnis in kort geding van 5 maart 2021
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.A.J. Beers te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 december 2020, met producties 1 t/m 3;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, van 11 januari 2021, met producties 1 t/m 6;
  • de akte overlegging aanvullende producties van 13 januari 2021 van de man, met producties 7 t/m 8;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 14 januari 2021;
  • de pleitnota van mr. te Pas;
  • de door mr. Beers ter zitting overgelegde producties.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich op 1 februari 2021 gelijktijdig uit te laten, met name over de te verwachten eindbeschikking in de echtscheidingsprocedure tussen partijen. Op 1 februari 2021 is de akte van mr. te Pas, met aanvullende producties en de brief van mr. Beers, met aanvullende producties ontvangen.
1.3.
In de bodemprocedure is een nadere beslissing over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aangehouden tot 17 februari 2021, waardoor partijen in de gelegenheid zijn gesteld om zich hier op 19 februari 2021 over uit te laten. Op 19 februari 2021 heeft mr. Beers hiertoe een brief met aanvullende producties overgelegd. Op 23 februari 2021 is de akte van mr. te Pas, met aanvullende producties ontvangen.
1.4.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn op 21 april 1994 met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen.
2.2.
Tot de huwelijksgemeenschap van partijen behoort de echtelijke woning aan de [adres] te Streefkerk (hierna: de woning).
2.3.
Op de woning rust een hypotheek. De restantsom bedroeg per 31 december 2019
€ 384.406,94. Er rusten daarnaast twee executoriale beslagen op de woning.
2.4.
Bij beschikking van 2 oktober 2020 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 augustus 2020 betreffende de echtscheiding en de verdeling heeft de man zich niet verzet tegen het verzoek van de vrouw tot het voortgezet gebruik van de woning voor de duur van maximaal zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Partijen zijn overeengekomen dat de vrouw geen aanspraak maakt op partneralimentatie en dat de man de eigenaarslasten van de woning blijft voldoen tot de levering van de woning aan een derde. In de beschikking van 2 oktober 2020 is – in de overwegingen, maar nog niet in de beslissing – bepaald dat de woning moet worden verkocht en dat partijen binnen één week na datum van de beschikking de opdracht tot verkoop geven aan de makelaar.
2.6.
De vrouw woont thans in de woning. De man heeft elders zijn intrek genomen.
2.7.
De rechtbank heeft in de beschikking van 2 oktober 2020 de man en de vrouw ieder een bewijsopdracht gegeven die beide betrekking hadden op (de betaling van) schulden van de man en de vrouw aan de moeder van de man.
2.8.
De man heeft op 11 januari 2021 verzocht de echtscheidingsbeschikking in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand.
2.9.
Bij beschikking van 17 februari 2021 heeft de rechtbank de verdere verdeling van de huwelijksgemeenschap gelast. In die beschikking is overwogen dat mr. te Pas zich op 22 december 2020 als een nieuwe advocaat voor de man had gesteld. Hij heeft daarbij verzocht om een datum voor een andere mondelinge behandeling te bepalen. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen. In de beschikking is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1.
gelast de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt:
3.1.1.
De echtelijke woning zal worden verkocht. Partijen zullen binnen één week na 2 oktober 2020 de opdracht tot verkoop geven aan Nederlof Makelaardij in Papendrecht, die in overleg met partijen de vraagprijs zal bepalen. Het contact met het makelaarskantoor over de uitvoering van de opdracht, zoals het maken van foto’s en van afspraken voor bezichtigingen, zal direct met de vrouw en niet via haar advocaat lopen. Partijen dragen de aan de verkoop en levering verbonden kosten ieder bij helfte. Met de verkoopopbrengst van de echtelijke woning worden de hypothecaire leningen afgelost. Als na aflossing een overwaarde resteert, verdelen partijen deze gelijkelijk. Tot de levering zal de man de aan de woning verbonden eigenaarslasten voor zijn rekening nemen en zal de vrouw de aan de woning verbonden gebruikerslasten voor haar rekening nemen;
3.1.2.
Aan de man worden toegedeeld de aandelen in [naam bedrijf man] tegen een waarde van
€ 67.084,- en de privévordering op Letselschadeclaimen B.V . van € 35.000,-. Daarnaast zal de man de rekening-courantschuld aan [naam bedrijf man] van € 204.880,- voor zijn rekening nemen en als eigen schuld voldoen. De vrouw zal ter zake hiervan aan de man het bedrag van € 51.398,- voldoen;
3.1.3.
Aan de man worden toegedeeld de aandelenportefeuille bij DEGIRO tegen een waarde van € 12.143,- en de aandelenportefeuille bij Rabo ToekomstBeleggen tegen een waarde van € 25.000,-, een en ander onder voldoening van € 18.571,50 aan de vrouw;(…)”
2.10.
Tot op heden is nog geen opdracht tot verkoop gegeven aan de makelaar.

3..Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de man te veroordelen zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de echtelijke woning;
de man te veroordelen om binnen 5 dagen na dit vonnis makelaar Nederlof te Papendrecht de opdracht te verstrekken tot verkoop van de woning, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat hij daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00;
te bepalen dat, indien en voor zover partijen er niet in slagen gezamenlijk de vraagprijs en laatprijs te bepalen binnen 5 dagen na de opdrachtverlening aan de makelaar, de makelaar de vraagprijs en laatprijs voor partijen bindend zal vaststellen;
te bepalen dat, indien makelaar Nederlof te Papendrecht zich onverhoopt terugtrekt, de vrouw gerechtigd is een andere makelaar een verkoopopdracht te verstrekken en de man gehouden is de door de vrouw gekozen makelaar eveneens de verkoopopdracht te verstrekken, waarbij het onder 2 en 3 gevorderde van toepassing blijft;
te bepalen dat, indien de man niet binnen één dag na betekening van dit vonnis meewerkt aan de verkoop en levering van de woning in overeenstemming met de adviezen van de makelaar, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 en 2 BW in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot ondertekening door gedaagde van de koopovereenkomst, alsmede van de door de notaris op te stellen akte van levering;
de man te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
De man voert verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de vrouw te veroordelen medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning aan de man op 29 januari 2021, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijft met een maximum van
€ 25.000,00, dan wel op een andere datum;
2. de vrouw te veroordelen het huis per 14 februari 2021 te verlaten op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00, dan wel op een andere datum;
3. de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding.
4.2.
De vrouw voert verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van de man in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie en reconventie

5.1.
De vorderingen in conventie en reconventie hangen onderling samen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
In zaken als deze geldt als uitgangspunt dat partijen niet gehouden zijn om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Dit betekent in beginsel dat de woning (en de daaraan verbonden hypothecaire verplichtingen), afhankelijk van de daartoe ingestelde vordering, aan een van partijen moet worden toegedeeld (in de zin van overdracht van het aandeel van de een in de woning aan de ander) of moet worden verkocht aan een derde.
5.3.
Met de stelling van partijen dat zij ten aanzien van de woning niet langer in een feitelijke onverdeeldheid wensen te blijven, is voldaan aan het voor deze procedure in conventie en in reconventie vereiste spoedeisend belang.
5.4.
De vrouw stelt dat uit de echtscheidingsbeschikking volgt dat de woning moet worden verkocht en dat de man de opdracht daartoe reeds in oktober 2020 had moeten verstrekken. De man weigert om die verkoopopdracht te verstrekken omdat hij de woning in eigendom wenst te verkrijgen. Hij heeft echter niet aangetoond dat het voor hem financieel haalbaar is om de woning geheel in eigendom te verkrijgen. De vrouw heeft belang bij een spoedige verkoop van de woning zodat zij kan beschikken over haar deel van de overwaarde en wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheek.
5.5.
De man stelt zich op het standpunt dat hij inmiddels – en na de beschikking van 2 oktober 2020 – over de financiële middelen beschikt om de hypotheek volledig af te lossen en de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Het is in het belang van de man om de woning op zijn naam te zetten omdat hij met de volledige voldoening van de hypothecaire lasten geen grote maandelijke lasten meer draagt. De man kan niet worden gedwongen om in een feitelijke onverdeeldheid van de beperkte gemeenschap van een de woning te blijven. De man is bereid om de vrouw zijn huurwoning aan te bieden totdat zij een andere woning heeft gevonden.
5.6.
Vooropgesteld wordt dat de rechtbank in de beschikking van 17 februari 2021 heeft beslist dat de woning zal worden verkocht. Die beschikking is gegeven nadat mr. te Pas zich als nieuwe advocaat voor de man had gesteld en zonder dat er nog een nadere mondelinge behandeling had plaatsgevonden. Daar was wel om verzocht, maar dat verzoek was niet toegelicht, zo volgt uit de beschikking. De voorzieningenrechter overweegt dat wanneer sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de laatste aktewisseling, niet zonder meer hoeft te worden aangesloten bij de beoordeling en de beslissing in de beoordeling in de verdelingszaak.
5.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat op grond van de door de man overgelegde stukken (vooralsnog) aannemelijk is dat hij het aandeel van de vrouw in de woning kan overnemen. Evenzeer is aannemelijk dat daarbij het aandeel van de vrouw in de overwaarde, direct, aan haar kan uitbetalen. Deze gegevens waren op het moment dat de verdelingszaak in staat van wijzen verkeerde nog niet bekend. Gelet daarop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de man in staat gesteld moet worden datgene uit te voeren waarvan hij stelt daartoe in staat te zijn. Daar wordt aan toegevoegd dat, wanneer mocht blijken dat de man daartoe toch niet in staat is, de woning verkocht moet worden.
In het kader van overdracht van het aandeel van de vrouw aan de man is het volgende van belang. Beide partijen gaan ervan uit dat het aandeel van de vrouw in de overwaarde
€ 134.401,50 bedraagt. Partijen zijn het voorts blijkbaar eens over de schuld van de vrouw aan de man van € 56.417,00 (€ 51.938,00 en € 5.019,00) en de schuld van de man aan de vrouw van € 18.571,50. Daarvan uitgaande dient, zo stelt de vrouw zelf, de man bij overdracht van het aandeel van de vrouw aan hem, aan haar € 96.556,00 te voldoen. Dat bedrag kan mogelijk iets anders uitpakken nu niet volstrekt helder is welk bedrag de Rabobank wil ontvangen op het moment van overdracht en aflossing van de hypotheek. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat partijen zelf wel uit eventuele kleine afwijkingen van de hiervoor genoemde bedragen komen.
5.8.
Het voorgaande betekent dat de reconventionele vordering van de man om de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning en de woning te verlaten toewijsbaar is. Die toewijzing vindt slechts plaats onder de voorwaarde dat de vrouw bij overdracht € 96.556,00 (of iets meer of minder afhankelijk van wat de Rabobank in rekening brengt) uitbetaald krijgt. Een tweede voorwaarde die aan toewijzing verbonden wordt, is dat de man de vrouw door de hypotheekbank uit de hoofdelijke aansprakelijkheid laat ontslaan. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, dient de vrouw haar medewerking te verlenen en de woning uiterlijk op 31 maart 2021 te verlaten.
5.9.
Wanneer niet uiterlijk 31 maart 2021 is voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden moet de woning alsnog worden verkocht. Voor dat geval worden in dit vonnis, om praktische redenen, de vorderingen in conventie voorwaardelijk toegewezen met inachtneming van het volgende. De man dient dan per 1 april 2021 zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning en de makelaar de opdracht tot verkoop van de woning te verstrekken. Indien en voor zover partijen er niet in slagen gezamenlijk de vraagprijs en laatprijs te bepalen binnen 5 dagen na de opdrachtverlening aan de makelaar, mag de makelaar de vraagprijs en laatprijs voor partijen bindend vaststellen.
5.10.
De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding de vordering van de vrouw om te bepalen dat zij, indien makelaar Nederlof te Papendrecht zich onverhoopt terugtrekt, gerechtigd is een andere makelaar een verkoopopdracht te verstrekken en de man gehouden is de door de vrouw gekozen makelaar eveneens de verkoopopdracht te verstrekken toe te wijzen. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
5.11.
De vrouw heeft daarnaast gevorderd te bepalen dat indien de man niet meewerkt aan de verkoop en levering van de woning in overeenstemming met de adviezen van de makelaar, dit vonnis in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot ondertekening door de man van de koopovereenkomst, alsmede van de door de notaris op te stellen akte van levering. De voorzieningenrechter begrijpt de vordering van de vrouw, nu een daartoe strekkende concept-akte ontbreekt en de vordering daarom in zoverre niet toewijsbaar is, aldus dat wordt gevorderd te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking en handtekening van de man om de koopovereenkomst en levering tot stand te brengen.
5.12.
Oplegging van een dwangsom ten aanzien van de vorderingen in reconventie en in conventie acht de voorzieningenrechter passend en geboden. Hierbij wordt opgemerkt dat partijen, indien zij over en weer hun medewerking verlenen, geen last zullen hebben van de dwangsomveroordeling.
5.13.
In de omstandigheid dat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

6..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in reconventie
6.1.
veroordeelt de vrouw om uiterlijk 31 maart 2021 haar medewerking te verlenen aan de overdracht van haar aandeel in de woning aan de man onder de voorwaarde dat de man op het moment van de overdracht een bedrag van € 96.556,00 aan de vrouw voldoet en onder de voorwaarde dat de vrouw op dat moment door de Rabobank wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheeklening, op straffe van een eenmalige dwangsom van € 50.000,00,
6.2.
veroordeelt de vrouw, alleen voor het geval haar aandeel in de woning overeenkomstig het bepaalde in 6.1. hiervoor aan de man is overgedragen, om de woning per 31 maart 2021 te verlaten met medeneming van het hare, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat de vrouw in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, een gedeelte van een dag voor een volle gerekend, met een maximum van € 50.000,00,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in conventie
6.5.
veroordeelt de man, alleen in het geval hij niet aan de voorwaarden zoals genoemd in 6.1. heeft voldaan en het aandeel van de vrouw in de woning niet aan hem is overgedragen, om met ingang van 1 april 2021 zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning,
6.6.
veroordeelt de man, in het in 6.5. bedoelde geval, om uiterlijk 6 april 2021 aan makelaar Nederlof te Papendrecht de opdracht te verstrekken tot verkoop van de woning, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat de man in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, een gedeelte van een dag voor een volle gerekend, met een maximum van € 50.000,00,
6.7.
bepaalt, in het in 6.5. bedoelde geval, dat, indien en voor zover partijen er niet in slagen gezamenlijk de vraagprijs en laatprijs te bepalen binnen 5 dagen na de opdrachtverlening aan de makelaar, de makelaar de vraagprijs en laatprijs voor partijen bindend zal vaststellen,
6.8.
bepaalt, in het in 6.5. bedoelde geval, dat, indien de man niet voldoet aan de veroordeling onder 6.5. dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW in de plaats treedt van de medewerking en handtekening waaruit de wilsverklaring van de man, zowel voor wat betreft de koopovereenkomst als voor wat betreft de levering, moet blijken,
6.9.
bepaalt, in het in 6.5. bedoelde geval, dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de man aan de totstandkoming van de akte van levering, indien de man niet meewerkt aan de veroordeling onder 6.5.,
6.10.
verklaart, in het in 6.5. bedoelde geval, dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in conventie en in reconventie
6.12.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2021.
2180/2009