In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2021 een beschikking gegeven over de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier had verzocht om de voortzetting van de op 1 februari 2021 opgelegde crisismaatregel, waarbij eerder een verzoek tot voortzetting was afgewezen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 4 februari 2021 gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene, haar advocaat en een psychiater, zijn gehoord. De psychiater heeft verklaard dat er sprake is van een maniform toestandsbeeld bij de betrokkene, wat in contrast staat met de eerdere beoordeling van de behandelend arts die geen tekenen van een manisch toestandsbeeld had waargenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er vermoedelijk sprake is van een psychische stoornis en dat er ernstig nadeel kan ontstaan voor de betrokkene en haar omgeving. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Daarom heeft de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, met een geldigheidsduur van drie weken. De rechtbank heeft ook de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De betrokkene verzet zich tegen deze zorg, maar de rechtbank oordeelt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is.