Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding;
- de akte van [eiser] ;
- de antwoordakte van [gedaagde] .
2..De overwegingen
3..De beslissing
[1729;1582]
Rechtbank Rotterdam
In deze civiele procedure, aangespannen door [eiser] tegen [gedaagde], heeft de rechtbank Rotterdam op 3 maart 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft het niet tijdig voldoen van het griffierecht door de eisende partij, [eiser]. De eerste roldatum was op 25 november 2020, maar het griffierecht werd pas op 30 december 2020 voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, wat in beginsel leidt tot ontslag van de gedaagde van de instantie.
De rechtbank heeft [eiser] de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het griffierecht. [eiser] heeft aangevoerd dat er geen griffierechtnota is ontvangen en dat het griffierecht kort na de betalingsherinnering is voldaan. Hij betoogde dat ontslag van instantie een onbillijke maatregel zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de situatie niet zodanig is dat het ontslaan van [gedaagde] van de instantie zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
De rechtbank benadrukt het belang van tijdige voldoening van griffierechten, vooral in zaken waarbij partijen verplicht zijn om rechtsbijstand van een advocaat te hebben. De strenge toepassing van de wettelijke sanctie is bedoeld om ervoor te zorgen dat advocaten de tijdige betaling van griffierechten organiseren, wat bijdraagt aan de efficiëntie van de rechtspraak. Uiteindelijk heeft de rechtbank [gedaagde] ontslagen van de instantie en [eiser] veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 937,00.