ECLI:NL:RBROT:2021:2042

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
C/10/612150 / JE RK 21-188
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met huiselijk geweld en instabiele opvoedsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2021 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De aanleiding voor dit verzoek zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die getuige zijn geweest van huiselijk geweld tussen hun ouders. De moeder heeft het ouderlijk gezag over de kinderen en zij wonen bij haar. De vader heeft een contactverbod met de moeder en er zijn zorgen over zijn rol in het leven van de kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 februari 2021 zijn de moeder, een vertegenwoordigster van de Raad en vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond verschenen. De kinderrechter heeft de situatie van de kinderen en de ouders grondig onderzocht. Er zijn signalen van trauma bij de kinderen en de moeder heeft erkend dat hulpverlening noodzakelijk is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie te complex is voor een vrijwillige aanpak en dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de veiligheid van de kinderen te waarborgen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de vader op dit moment geen belanghebbende is in deze procedure, omdat hij geen ouderlijk gezag heeft en er momenteel geen contact is tussen hem en de kinderen. De beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ondertoezichtstelling gaat in op 9 maart 2021 en duurt tot 9 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/612150 / JE RK 21-188
Datum uitspraak: 9 maart 2021

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2017 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2019 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2020 te [geboorteplaats minderjarige 3] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: mr. N. Roos, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 22 januari 2021, ingekomen bij de griffie
op 25 januari 2021;
- de brief van de moeder, overhandigd ter zitting op 23 februari 2021.
Op 23 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] .
De kinderrechter heeft de vader en zijn advocaat mr. N. Roos apart gehoord, in het bijzijn van de Raad en de vertegenwoordigsters van de GI. De advocaat van de vader was aanwezig als toehoorder bij het horen van de Raad, de moeder en de GI ter zitting.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen bij hun moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn heftige escalaties tussen de ouders geweest, waarbij sprake was van huiselijk geweld van de vader richting de moeder. De kinderen zijn hiervan getuige geweest. Op dit moment heeft de vader een contactverbod met de moeder. Er is sprake van een instabiele conflictueuze partnerrelatie. Ook heeft de moeder [.............. 1] . Zij is [.................] . De afgelopen periode heeft de moeder [...................] . Omdat de problematiek fors en heftig is geweest, verzoekt de Raad een ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Er zijn geen zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de moeder, maar er zijn wel zorgen over de basale veiligheid van de moeder en de kinderen. Er moet meer zicht komen op de situatie met de vader. Ook moeten er veiligheidsafspraken worden gemaakt. Gelet op de vele factoren en onveiligheid is deze zaak te complex voor het wijkteam. De GI zal eerst werken aan het [..................] . Vervolgens zal worden gekeken of omgang met de vader in het belang is van de kinderen en op welke wijze dit vorm moet krijgen.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij de afgelopen periode zelfstandig [.............. 2] . De moeder ziet in dat hulpverlening nodig is. De moeder is van mening dat een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is, maar dat de samenwerking met de jeugdbeschermers in het vrijwillig kader kan plaatsvinden.
Door en namens de vader is ter zitting naar voren gebracht dat het goed is als er hulpverlening komt voor de kinderen. De vader staat open voor hulpverlening en wil helpen waar hij dat kan. Ook wil hij de kinderen weer zien. De afgelopen jaren heeft de vader een vaste rol gespeeld in het leven van de kinderen. Er moet gekeken worden op welke manier de omgang tussen de vader en de kinderen opgestart kan worden.
Daarnaast heeft de advocaat van de vader bepleit dat de vader als belanghebbende dient te worden aangemerkt. In het verleden is sprake geweest van family life. De vader heeft [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] erkend. Het enkele feit dat de vader geen gezag heeft, mag geen afbreuk doen aan zijn vaderrol om gehoord te worden als belanghebbende.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek van de Raad:
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Op dit moment worden [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Er is al lange tijd sprake van een instabiele en conflictueuze relatie tussen de ouders. Er hebben regelmatig (forse) fysieke escalaties in de aanwezigheid van de oudste twee kinderen plaatsgevonden. Het huiselijk geweld van de vader richting de moeder voerde hierbij de boventoon. Er is tussen de ouders sprake van een terugkerend patroon van aantrekken en afstoten. Op 24 november 2020 heeft nog een heftig incident tussen de ouders plaatsgevonden, waarbij de moeder hoogzwanger was en de oudste twee kinderen aanwezig waren. Sindsdien heeft de vader een contactverbod met de moeder en verblijft de moeder met de kinderen op een geheime plek. De kinderen zijn lange tijd in een instabiele, onvoorspelbare en onveilige opvoedsituatie opgegroeid. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] laten daardoor ook signalen van trauma zien.
Positief is dat de moeder de zorgen erkent en de afgelopen maanden stappen heeft gezet. De moeder heeft geprobeerd om een veilige situatie voor de kinderen te creëren en heeft [.............] . [...........] . Hoewel de moeder de afgelopen periode haar best heeft gedaan, is zij momenteel onvoldoende in staat om zelfstandig de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen. De moeder staat open voor de hulpverlening, maar de zorgen zijn te complex om daaraan te werken in het vrijwillig kader. De inzet van een jeugdbeschermer is daarom noodzakelijk om samen met de moeder een veilige stabiele opvoedsituatie te creëren en de ontwikkeling van de kinderen te volgen. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden. De komende periode dient eerst gewerkt te worden aan de veiligheid van de kinderen en daarna dient pas te worden bezien of omgang met de vader in het belang is van de kinderen en hoe dit vorm gegeven kan worden. Hierbij staat het belang van de kinderen en hun veiligheid voorop.
Ten aanzien van het verzoek of de vader als belanghebbende in deze procedure kan worden aangemerkt:
Gelet op artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 2.3 van het procesreglement civiel jeugdrecht - en de lijn van de Hoge Raad hierin - is de kinderrechter van oordeel dat de vader geen belanghebbende is in deze procedure. De vader is niet belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . Ook is er momenteel geen contact tussen de vader en de kinderen. De komende periode moet bekeken worden of en zo ja, op welke wijze het contact kan worden opgebouwd. De kinderrechter merkt de vader daarom op dit moment nog steeds aan als informant.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van
9 maart 2021 tot 9 december 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.