ECLI:NL:RBROT:2021:2071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
C/10/604511 / HA ZA 20-900
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en litispendentie in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 10 maart 2021 een vonnis gewezen in een incident betreffende litispendentie. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.M. Boiten, hebben een vordering ingediend tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Türkkol, met betrekking tot de medewerking aan de taxatie en levering van een woning. De gedaagde heeft in reconventie een vordering ingesteld die ook de medewerking aan de afgifte van bescheiden betreft. De rechtbank heeft de procedure in het incident beoordeeld aan de hand van artikel 12 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat de mogelijkheid biedt om een zaak aan te houden indien er een aanhangige procedure is in een andere rechtsgebied. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stellingen van de eiseres over de Turkse procedure summier zijn en dat er onvoldoende bewijs is dat er sprake is van een procedure met hetzelfde onderwerp. Daarom is de incidentele vordering afgewezen en zijn de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal op 24 maart 2021 weer op de rol komen voor beraad over de mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/604511 / HA ZA 20-900
Vonnis in incident van 10 maart 2021
in de zaak van

1..[naam eiser 1],

wonende te [woonplaats eiser 1],
2.
[naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2],
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. N. Türkkol te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 september 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende exceptie van litispendentie tevens houdende eis in reconventie van [naam gedaagde];
  • de conclusie van antwoord in incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..Het geschil in de hoofdzaak

in conventie

2.1.
[eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
  • [naam gedaagde] veroordeelt tot het verlenen van onvoorwaardelijke medewerking aan het taxeren van de woning aan het adres [adres] (kadastrale aanduiding: Delfshaven [sectie] [nummer]) alsmede tot het verlenen van onvoorwaardelijke medewerking aan de levering van 18,50 % dan wel een percentage dat overeenkomt met de waarde van de erfrechtelijke aanspraken van [eisers] ten opzichte van de waarde van de woning, staande en gelegen te [adres] (kadastrale aanduiding: Delfshaven [sectie] [nummer]) aan ieder van eisers, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat gedaagde daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 50.000,-;
  • [naam gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, de kosten voor conservatoire beslaglegging van € 2.353,55 en de nakosten daaronder begrepen;
  • althans een in goede justitie te bepalen beslissing neemt.
2.2.
[naam gedaagde] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] in de vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] in conventie, met veroordeling van [eisers] in de kosten van het geding.
in reconventie
2.3.
[naam eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [verweerders] beveelt medewerking te verlenen aan afgifte binnen de door de notaris gestelde
termijn van alle door de notaris gevraagde bescheiden en gegevens op straffe van een
dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel na het verstrijken van de door de notaris
gestelde termijn dat eisers niet voldoet aan het verzoek van de notaris, met een maximum van € 250.000,00, met veroordeling van [verweerders] in de kosten van het geding.

3..Het geschil in het incident

3.1.
[naam eiseres] heeft, zo begrijpt de rechtbank, verzocht dat de rechtbank de zaak gedurende in ieder geval twee jaar aanhoudt, in afwachting van het verloop van een procedure die tussen partijen in Turkije loopt. Uit de conclusie van antwoord in het incident maakt de rechtbank op dat [verweerders] dit ook zo heeft begrepen.
3.2.
[naam eiseres] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat [verweerders] reeds eerder een procedure tegen haar zijn begonnen in Turkije en dat zij er belang bij heeft als de rechtbank de uitspraak in deze Turkse procedure afwacht, alvorens een beslissing te nemen. De Turkse rechter was op het moment van het aanhangig maken van de procedure aldaar bevoegd om van de zaak kennis te nemen, en beide partijen worden in die procedure deugdelijk vertegenwoordigd door advocaten.
3.3.
[verweerders] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam eiseres] in haar incidentele vordering, althans tot afwijzing hiervan, met veroordeling van [naam eiseres] in de kosten van het incident.
[verweerders] heeft hieraan kort samengevat ten grondslag gelegd dat de Nederlandse rechter op grond van de Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (hierna: Erfrechtverordening) bevoegd is, niet is gebleken dat de procedure in Turkije tussen partijen eerder aanhangig is gemaakt dan de procedure voor rechtbank Rotterdam, dat de procedures in Nederland en Turkije niet hetzelfde onderwerp betreffen en dat er als zodanig geen risico op onverenigbare beslissingen bestaat.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de Erfrechtverordening geen regel bevat voor het geval van aanhangigheid van procedures tussen dezelfde partijen in een lidstaat en in een derde staat. Artikel 18 biedt alleen een regeling voor procedures die in verschillende lidstaten aanhangig zijn. Er bestaat geen verdrag tussen Nederland en Turkije dat dit onderwerp regelt, zodat de vraag of de onderhavige zaak dient te worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van een tussen partijen aanhangige procedure in Turkije, dient te worden beoordeeld aan de hand van artikel 12 Rv.
4.2.
Ingevolge artikel 12 Rv kan de rechtbank de zaak aanhouden, indien voor de Turkse rechter eerst een zaak aanhangig is gemaakt tussen dezelfde partijen en met hetzelfde onderwerp, en een beslissing kan worden gegeven die voor erkenning en zo nodig voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar is.
4.3.
Hoewel [naam eiseres] buitengewoon summier is over de Turkse procedure, blijkt uit de stellingen van beide partijen dat een procedure in Turkije aanhangig is. In die zin is onderdeel 6 van de antwoordconclusie van [verweerders] misleidend.
4.3.1.
Ten eerste suggereert [verweerders] dat het [naam eiseres] is die een procedure aanhangig zou hebben gemaakt. Maar dat is niet wat [naam eiseres] zelf stelt; zij stelt, in onderdeel 2 van haar conclusie: “Verder hebben eisers reeds eerder een procedure opgestart in Turkije.” In dit citaat betekent eisers onmiskenbaar [verweerders]
4.3.2.
Ten tweede veinst [verweerders] hier onwetendheid van wat zich in Turkije afspeelt, terwijl in onderdelen 11 en 12 inhoudelijk wordt ingegaan op het onderwerp van de Turkse procedure.
4.4.
Dat de stellingen van [naam eiseres] summier zijn, leidt tot afwijzing van de vordering in het incident. Immers, aan de hand van de stellingen van [naam eiseres] kan de rechtbank niet beoordelen of sprake is van een procedure tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp. Daarbij komt nog de uitleg die [verweerders] geeft en die voldoende duidelijk maakt dat van eenzelfde onderwerp geen sprake is.
4.5.
Omdat reeds hierom de incidentele vordering wordt afgewezen, behoeven de andere voorwaarden van artikel 12 Rv geen behandeling.
4.6.
In de (stief)familieband ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in het incident te compenseren, zodat ieder de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
compenseert de kosten in het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
24 maart 2021voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021.
3178/1407