ECLI:NL:RBROT:2021:2098

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
C/10/612224 / JE RK 21-200
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 februari 2021 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht op 26 januari 2021 en betreft de situatie van [naam kind], die geboren is in 2006 en bij haar moeder woont. De ouders van [naam kind] zijn gescheiden en de communicatie tussen hen verloopt moeizaam. De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, omdat [naam kind] een kwetsbaar meisje is met ernstige problematiek, waaronder suïcidale gedachten en een gebrek aan schoolgang.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er sprake is van complexe problematiek, waaronder autisme en een zwakbegaafd intelligentieprofiel. De ouders zijn onmachtig geraakt om de problemen het hoofd te bieden, ondanks hun inspanningen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de regie te nemen en de ontwikkeling van [naam kind] te volgen.

De kinderrechter heeft besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 12 februari 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/612224 / JE RK 21-200
Datum uitspraak: 12 februari 2021

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van
26 januari 2021, ingekomen bij de griffie op 27 januari 2021.
Op 12 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1];
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker
Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI), [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] is een kwetsbaar meisje met ernstige problematiek. Het valt voor de ouders niet mee om met betrekking tot [naam kind] altijd op de goede manier te handelen. De ouders zijn al lange tijd gescheiden en de communicatie tussen hen is niet altijd goed, maar zij doen erg hun best. Sinds april 2020 heeft [naam kind] weer contact met haar vader en gaat zij regelmatig naar hem toe. De problematiek overstijgt het vrijwillig kader. [naam kind] staat niet open voor hulpverlening. [naam kind] gaat nu niet naar school toe, maar het is de bedoeling dat zij dit weer oppakt. De komende periode moet gekeken worden of de medicatie voldoende is of dat een opname noodzakelijk is.

De standpunten

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund. Er is sprake van complexe problematiek. [naam kind] heeft vaak last van suïcidale gedachten. De medicatie lijkt goed aan te sluiten, maar [naam kind] moet in de gaten worden gehouden. De huidige behandelgroep bij Yulius sluit niet goed aan bij [naam kind]. [naam kind] is aangemeld voor een opname.
De moeder is het eens met het verzoek van de Raad. De moeder merkt een groot verschil sinds [naam kind] medicatie heeft. Tot voor kort was de moeder van mening dat een gedwongen opname noodzakelijk is voor [naam kind], maar momenteel denkt de moeder dat [naam kind] thuis kan blijven wonen.
De vader is het eens met het verzoek van de Raad. De vader is erg bezorgd en vindt dat een gedwongen opname noodzakelijk is voor [naam kind], zodat zij beschermd wordt en structuur krijgt. Zij is al twee jaar niet naar school geweest. De vader lukt het niet meer om haar voldoende structuur te bieden.

De mening van [naam kind]

heeft aan de kinderrechter verteld dat zij sinds kort medicatie krijgt, waardoor zij niet meer depressief is. Het gaat beter thuis. [naam kind] wil weer naar school toe. Zij wil heel graag thuis blijven wonen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Op dit moment wordt [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Bij [naam kind] is sprake van complexe problematiek. Zij is bekend met autisme spectrum stoornis en een zwakbegaafd intelligentieprofiel. Ook heeft zij last van suïcidale gedachten; recent heeft zij daadwerkelijk pogingen ondernomen om een einde aan haar leven te maken. Daarnaast beschadigt [naam kind] zichzelf op haar lichaam en gezicht. [naam kind] zit in een transgenderfase. Zij gaat sinds 2019 niet meer naar school toe, heeft geen passende dagbesteding, een ongezond eetpatroon en laag zelfbeeld. Daarbij komt dat het dag- en nachtritme van [naam kind] is omgedraaid en zij (’s nachts) veel op haar telefoon zit.
Deze complexe problematiek van [naam kind] vraagt (te) veel van de ouders, zij zijn onmachtig geraakt. Daarnaast zijn er zorgen over de pedagogische vaardigheden van de moeder evenals de hygiëne en structuur in de thuissituatie. Sinds april 2020 heeft [naam kind] na lange tijd weer contact met de vader en gaat zij regelmatig naar hem toe. De vader vindt het echter ook lastig om [naam kind] te begrenzen. De ouders doen hun best, maar zijn niet meer in staat om de problemen het hoofd te bieden. Het is positief dat [naam kind] zich op dit moment beter voelt door de medicatie. [naam kind] heeft baat bij een duidelijke, gestructureerde opvoedingsomgeving. Het is belangrijk dat [naam kind] op korte termijn de juiste behandeling krijgt geboden. De inzet van een jeugdbeschermer is daarom noodzakelijk om de regie te nemen, de benodigde hulpverlening in te zetten en de ontwikkeling van [naam kind] te volgen. De kinderrechter zal [naam kind] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. De komende periode dient goed gekeken te worden of [naam kind] thuis kan blijven wonen met de juiste medicatie en behandeling of dat een opname noodzakelijk is.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van
12 februari 2021 tot 12 februari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2021 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 9 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.