In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 februari 2021 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht op 26 januari 2021 en betreft de situatie van [naam kind], die geboren is in 2006 en bij haar moeder woont. De ouders van [naam kind] zijn gescheiden en de communicatie tussen hen verloopt moeizaam. De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, omdat [naam kind] een kwetsbaar meisje is met ernstige problematiek, waaronder suïcidale gedachten en een gebrek aan schoolgang.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er sprake is van complexe problematiek, waaronder autisme en een zwakbegaafd intelligentieprofiel. De ouders zijn onmachtig geraakt om de problemen het hoofd te bieden, ondanks hun inspanningen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de regie te nemen en de ontwikkeling van [naam kind] te volgen.
De kinderrechter heeft besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 12 februari 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.