ECLI:NL:RBROT:2021:2101

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
C/10/613185 / JE RK 21-367
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleeggezin

Op 23 februari 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], in een pleeggezin. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van twee maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.L. Witteveen, en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren. De vader was afwezig, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.W. de Gruijl.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] sinds juli 2019 in een pleeggezin verblijft en dat het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders. De machtiging tot uithuisplaatsing was eerder verlengd en de GI is bezig met een terugplaatsingstraject naar de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [voornaam minderjarige] voor het eerst een hele dag bij de moeder thuis heeft doorgebracht, wat positief is voor het terugplaatsingstraject. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de uithuisplaatsing onderbouwd met het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige].

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 24 april 2021, met de mogelijkheid van eerdere terugplaatsing indien de GI dit verantwoord acht. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. Ruijgrok.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/613185 / JE RK 21-367
Datum uitspraak: 23 februari 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2018 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.L. Witteveen, te Rotterdam,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl, te Rotterdam,

[naam pleegouder 1] en [naam pleegouder 2] ,

hierna te noemen: de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 11 februari 2021, ingekomen bij de griffie
op 11 februari 2021;
- een tweetal producties van mr. Witteveen van 17 februari 2021, ingekomen bij de griffie op 18 februari 2021.
Op 23 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- namens de moeder, mr. Witteveen;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader en mr. De Gruijl, met bericht van afwezigheid;
- de pleegouders.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 24 april 2018 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 24 augustus 2021.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 19 augustus 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 24 februari 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van twee maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI is bezig met het terugplaatsingstraject van [voornaam minderjarige] bij de moeder. Vandaag is [voornaam minderjarige] voor het eerst een hele dag bij de moeder thuis. Dit is sneller dan verwacht. Volgende week wordt dit herhaald. Op 3 maart 2021 zal een evaluatie plaatsvinden en zal gekeken worden welke stappen nog nodig zijn voor een terugplaatsing bij de moeder. Ook neemt de GI dan, in overleg met een gedragswetenschapper, het kernbesluit. ASVZ biedt begeleiding aan de moeder. De verwachting is dat het geen twee maanden meer zal duren, voordat [voornaam minderjarige] wordt teruggeplaatst, maar de GI wil voorkomen dat een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing nodig is. Elke stap in het terugplaatsingstraject moet zorgvuldig gebeuren.

Het standpunt van de moeder

Namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat de moeder er vertrouwen in heeft dat het goed komt. Verzocht wordt de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een maand te verlengen om zodoende de moeder duidelijkheid te bieden en de vaart erin te houden. De moeder is van mening dat een verlenging van twee maanden te lang is en zijn weerslag heeft op [voornaam minderjarige] . ASVZ is tot zover erg positief over de omgangsmomenten. Het huidige pleeggezin heeft aangegeven als weekendpleeggezin betrokken te willen blijven. [voornaam minderjarige] zal sneller wennen bij de moeder als de thuisplaatsing snel verloopt.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.
[voornaam minderjarige] verblijft sinds juli 2019 in een pleeggezin. Uit het onderzoek door het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) van april 2020 is gebleken dat er mogelijkheden worden gezien om [voornaam minderjarige] thuis te plaatsen bij de moeder. De afgelopen periode is daarom Video Interactie Begeleiding (VIB-G) ingezet dat gericht is op de hechting tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . Uit de evaluatie van het VIB-G traject is voldoende verbetering gezien om het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] verder uit te breiden. De contactregeling is begin dit jaar uitgebreid naar wekelijks een bezoek bij de moeder thuis, begeleid door een hulpverlener van ASVZ of Pleegzorg. Hierbij ontvangt de moeder opvoedondersteuning. Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak, op 23 februari 2021, is [voornaam minderjarige] voor het eerst een hele dag bij de moeder thuis. Op 3 maart 2021 wordt, in overleg met een gedragswetenschapper, een kernbesluit genomen of [voornaam minderjarige] wordt thuisgeplaatst bij de moeder. Het is belangrijk dat het terugplaatsingstraject heel zorgvuldig gebeurt, om het risico op terugval - en daarmee mogelijke schade aan [voornaam minderjarige] - te voorkomen.
Anders dan de advocaat van de moeder, is de kinderrechter van oordeel dat de lijn, die de GI voor ogen heeft, voortgezet dient te worden, waarbij zorgvuldig en zonder tijdsdruk wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de duur van twee maanden. Dit betekent niet dat [voornaam minderjarige] niet eerder teruggeplaatst kan worden bij de moeder, als dit door de GI verantwoord wordt geacht.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 24 april 2021;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 4 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.