ECLI:NL:RBROT:2021:2125

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
10/273867-20 / TUL VV: 10/691025-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere auto-inbraken en poging tot diefstal met bijzondere voorwaarden

Op 12 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan vier auto-inbraken en een poging daartoe. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in Detentiecentrum Rotterdam, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.C. van Paridon. De officier van justitie, mr. B.M.M. Zonneveld, eiste bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten en een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en heeft deze zonder nadere bespreking bewezen verklaard. De bewezen feiten omvatten diefstal met braak en poging tot diefstal, waarbij de verdachte goederen heeft weggenomen uit verschillende voertuigen in Rotterdam.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd en is gediagnosticeerd met een verslaving aan verschillende middelen. De rechtbank heeft besloten tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan een gedeelte voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling voor zijn verslaving en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] ter hoogte van € 150,=, vermeerderd met wettelijke rente, en de vordering van [naam slachtoffer 5] niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de oudste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/273867-20
Parketnummer vordering TUL VV: 10/691025-17
Datum uitspraak: 12 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M.M. Zonneveld heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd met daarbij een verbod op middelengebruik;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/691025-17.

4..Bewezenverklaring

Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. De feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij omstreeks 25 oktober 2020 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto voorzien van kenteken [kentekennummer 1] heeft weggenomen Airpods (merk Apple), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , waarbij verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
2
hij op 30 oktober 2020 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto voorzien van kenteken [kentekennummer 2] heeft weggenomen,
twee tassen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , waarbij verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
3
hij in de periode van 16 oktober 2020 tot en met 18 oktober 2020 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto voorzien van
kenteken [kentekennummer 3] heeft weggenomen
- een portemonnee, en
- een zonnebril, en
- een brillenkoker, en
- een tas, en
- een Nederlands rijbewijs, en
- een kentekenpas, en
- een ABN bankpas,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] waarbij verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
4
hij in de periode van 16 oktober 2020 tot en met 17 oktober 2020 te
Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een auto
voorzien van kenteken [kentekennummer 4] , goederen, die aan een ander dan aan verdachte
toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, immers heeft verdachte een ruit van voornoemde auto ingeslagen en getracht deuren te openen met een schroevendraaier en/of ander
voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij in de periode van 16 oktober 2020 tot en met 17 oktober 2020 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto voorzien van kenteken [kentekennummer 5] heeft weggenomen, vijftig eurocent, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5] waarbij verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
2.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
3.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
4.
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
5.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier auto-inbraken en een poging daartoe. Bij de inbraken zijn diverse goederen weggenomen en is (flinke) schade toegebracht aan de desbetreffende auto’s. Voor de gedupeerden heeft dit veel overlast veroorzaakt.
De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerden. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder (meerdere keren) is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank zal het strafblad van de verdachte dan ook in zijn nadeel meewegen bij de strafoplegging.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 januari 2021. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte is gediagnosticeerd met een stoornis in het gebruik van heroïne, cocaïne en cannabis.
De verdachte heeft een pro-criminele houding waarbij hij de verantwoording voor het continueren van zijn delictgedrag neerlegt bij het al dan niet ontvangen van de juiste hulpverlening. Het is positief te noemen dat de verdachte extrinsiek gemotiveerd is om abstinent te zijn voor zijn familie.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De risicofactoren vragen om intensieve langdurige begeleiding dan wel behandeling om het risico op recidive duurzaam te verminderen.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Zo heeft de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt genomen. Ter zake van een auto-inbraak, waarbij sprake is van veelvuldige recidive, is als oriëntatiepunt opgenomen een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Met de reclassering acht de rechtbank begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk, en daarom zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 150,= aan materiële schade.
Verder heeft [naam slachtoffer 5] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 395,75 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] dient te worden toegewezen. Zij heeft gevorderd tevens de wettelijke rente toe te kennen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 5] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, aldus de officier van justitie. Aangevoerd is dat niet vast is komen te staan dat de gestelde schade bij de benadeelde partij in rekening is gebracht.
8.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Door de raadsman is niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] in de vordering bepleit wegens het ontbreken van een deugdelijk onderbouwing.
8.3.
Beoordeling vordering van [naam slachtoffer 1]
Vast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De daarvoor gevorderde vergoeding van € 150,= komt de rechtbank naar maatstaven van billijkheid redelijk voor, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Beoordeling vordering van [naam slachtoffer 5]
De benadeelde partij [naam slachtoffer 5] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu onvoldoende is komen vast te staan dat de gestelde schade daadwerkelijk door de benadeelde partij is geleden. Uit het dossier volgt dat de auto door de benadeelde partij werd geleased en niet gebleken is dat de leasemaatschappij bij de benadeelde partij kosten in rekening heeft gebracht voor de reparatie van de auto.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 150,=, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding door [naam slachtoffer 5] geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 24 augustus 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank met parketnummer 10/691025-17 is de verdachte ter zake van meerdere inbraken, meerdere pogingen tot inbraak, diefstal en meerdere vernielingen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een gedeelte groot zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De proeftijd is ingegaan op 12 december 2017. Bij vonnis van 27 juni 2019 is een gedeelte van drie maanden van de voorwaardelijk opgelegde straf alsnog ten uitvoer gelegd.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het resterende voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Stichting Verslavingsreclassering GGZ, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, na ingang van de proeftijd;
3. de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn verslaving klinisch laten opnemen in de FVK van Piet Roordakliniek of een soortgelijke zorginstelling, te
bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, gedurende een jaar na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de (geneesheer-) directeur van die instelling verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Antes GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Bij terugval in kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat
de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
5. de veroordeelde zal verblijven in Antes GGZ of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start wanneer de reclassering dit nodig acht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling voor hem heeft opgesteld;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 150,= (zegge: honderdvijftig euro), aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 150,=(hoofdsom
, zegge: honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 150,= niet mogelijk blijkt
, gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
3 (drie) dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 3 (drie) maanden, van de bij vonnis van 24 augustus 2017 met parketnummer 10/691025-17 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. R.J.A. Cooijmans en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2020 tot en met 27 oktober 2020 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto voorzien van
kenteken [kentekennummer 1] heeft weggenomen
- Airpods (merk Apple),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
hij op of omstreeks 30 oktober 2020 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto voorzien van kenteken [kentekennummer 2] heeft weggenomen,
- twee, althans één of meerdere, tassen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2020 tot en met 18 oktober 2020 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto voorzien van
kenteken [kentekennummer 3] heeft weggenomen
- een portemonnee, en/of
- een zonnebril, en /of
- een brillenkoker, en/of
- een tas, en/of
- een Nederlands rijbewijs, en/of
- een kentekenpas, en/of
- een ABN bankpas,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2020 tot en met 17 oktober 2020 te
Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een auto
voorzien van kenteken [kentekennummer 4] , goederen, die aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, immers heeft verdachte (een) ruit(en) van voornoemde auto ingeslagen en getracht (een) deur(en) te openen met een schroevendraaier en/of ander
voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij op of omstreeks de periode van 16 oktober 2020 tot en met 17 oktober 2020 te Rotterdam, 30 oktober 2020 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto voorzien van kenteken [kentekennummer 5] heeft weggenomen,
- vijftig eurocent,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.