In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 10 februari 2016 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 11 januari 2021 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. Tijdens de mondelinge behandeling waren de ouders van de minderjarige aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en was er een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en heeft een beëdigde tolk in de Thaise taal ingeschakeld.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat er geen verweer is gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Gezien de lange voorgeschiedenis en de hechtingsproblematiek van de minderjarige, is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook het verzoek van de vader om een omgangsregeling afgewezen, omdat er onvoldoende informatie beschikbaar was om daarover een beslissing te nemen. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om de verstandhouding met de pleegouders te verbeteren en hen van de nodige informatie over hun zoon te voorzien. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 6 september 2021.