ECLI:NL:RBROT:2021:2168
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen faillissementsuitspraak en beoordeling van vorderingsrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzetsprocedure tegen een faillissementsverklaring. De verzoeker, die in staat van faillissement was verklaard op verzoek van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg, heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. De verzoeker betwist de hoogte van de vordering van het Pensioenfonds, maar erkent het bestaan ervan. Hij stelt dat hij niet in de situatie verkeert van 'ophouden van betalen' zoals bedoeld in artikel 1 van de Faillissementswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet is gehoord op het verzoek tot faillietverklaring, maar oordeelt dat hij op de juiste wijze is opgeroepen voor de zitting. De rechtbank heeft de standpunten van beide partijen gehoord, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Karacelik, en de verweerster door mr. J.A. Trimbach. De rechtbank concludeert dat de verweerster voldoende summierlijk heeft aangetoond dat zij een opeisbare vordering heeft op de verzoeker, en dat er sprake is van pluraliteit van schuldeisers. Het verzet van de verzoeker wordt ongegrond verklaard, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding.