ECLI:NL:RBROT:2021:222
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en ongegrondverklaring beroep inzake huisverbod
Op 6 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, de achterblijfster, beroep heeft ingesteld tegen een door de burgemeester van Rotterdam opgelegd huisverbod aan de uithuisgeplaatste. Het huisverbod was opgelegd op 27 december 2020 en had een duur van tien dagen. Verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende gevaar was voor de veiligheid van de betrokkenen, waardoor het huisverbod gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoekster zelf de politie had gebeld vanwege dreigend gedrag van de uithuisgeplaatste en dat er eerder geweldsincidenten waren geweest. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het huisverbod rechtvaardigden. De voorzieningenrechter concludeerde dat het gevaar nog niet was geweken, gezien het ontbreken van daadwerkelijke hulpverlening en de afhankelijkheid van verzoekster van de uithuisgeplaatste. De uitspraak werd ondertekend door mr. B. Krijnen, voorzieningenrechter, en mr. E. van Alebeek-Baars, griffier.