Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
Aanleiding
3..Het geschil
Primairstelt Woonplus zich op het standpunt dat zij op goede gronden de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst heeft ingeroepen. Vanwege die buitengerechtelijke ontbinding verblijft [gedaagde] thans zonder recht en of titel in de woning. Woonplus vordert daarom ook ontruiming van het gehuurde. Door de burgemeesterssluiting heeft Woonplus de woning niet opnieuw kunnen verhuren, waardoor zij schade heeft geleden. Zij begroot deze schade op een bedrag van € 2.352,00, te weten een bedrag gelijk aan zes maanden huurpenningen, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 14 maart 2020.
Subsidiairstelt Woonplus zich op het standpunt dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden. Van Woonplus kan niet worden gevergd dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] voortzet. Het woonbelang van [gedaagde] weegt niet op tegen het belang van Woonplus bij het weren van prostitutie-activiteiten uit haar woningen. De tekortkomingen door [gedaagde] zijn ieder voor zich en in samenhang beschouwd voldoende voor ontbinding van de huurovereenkomst. Ook om deze reden vordert Woonplus ontruiming van het gehuurde. [gedaagde] heeft verder verzuimd na de sluiting van de woning op 14 maart 2020 de huurpenningen te voldoen. Dit komt neer op een bedrag van € 2.352,00, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 14 maart 2020. Woonplus heeft (de gemachtigde van) [gedaagde] op 22 september 2020 per e-mail op de achterstand gewezen en gesommeerd deze per omgaande te voldoen. Tot op heden heeft Woonplus geen betaling van [gedaagde] ontvangen.
4..De beoordeling
terme de grâceook benutten om (eventueel) een nieuwe betalingsregeling met Woonplus te treffen.