In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door een verzoekster die is aangemeld als slachtoffer van de toeslagenaffaire. De verzoekster heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarbij zij een regeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. De verzoekster heeft in totaal een bedrag van € 54.662,06 aan concurrente schuldeisers te vorderen, maar heeft een regeling aangeboden waarbij zij slechts 3,18% van de totale schuldenlast kan voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat twintig van de eenentwintig schuldeisers akkoord zijn gegaan met de aangeboden regeling, met uitzondering van Capabel Onderwijs Groep, die heeft geweigerd in te stemmen met de regeling en volledige voldoening van haar vordering eist. De rechtbank heeft de belangen van de verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van Capabel. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste is wat de verzoekster kan bieden en dat de belangen van de verzoekster en de meerderheid van de schuldeisers zwaarder wegen dan die van Capabel. De rechtbank heeft daarom Capabel bevolen in te stemmen met de schuldregeling en heeft de kosten van de procedure aan Capabel opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gedwongen schuldregeling een gunstiger resultaat zal opleveren voor de schuldeisers dan de wettelijke schuldsaneringsregeling.