ECLI:NL:RBROT:2021:2443

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
C/10/597705 / HA ZA 20-549
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneemovereenkomst en bewijs van mondelinge afspraken in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres, een besloten vennootschap, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in reconventie ook vorderingen heeft ingesteld. De zaak betreft een aanneemovereenkomst voor werkzaamheden aan de woning van gedaagde, waarbij eiseres stelt dat gedaagde vier facturen onbetaald heeft gelaten. Gedaagde betwist de vordering en voert aan dat er een mondelinge afspraak is gemaakt over de betaling van optionele werkzaamheden, die contant vooraf zouden worden voldaan. De rechtbank heeft de procedure in verschillende fasen behandeld, waarbij de feiten en de bewijsvoering centraal stonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bewijsopdracht aan gedaagde is gegeven om aan te tonen dat de mondelinge afspraak over de contante betaling is gemaakt. De zaak is aangehouden voor getuigenverhoren en verdere bewijsvoering. De rechtbank heeft op 17 maart 2021 vonnis gewezen, waarbij de zaak opnieuw op de rol is gezet voor uitlating door gedaagde over de bewijsvoering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/597705 / HA ZA 20-549
Vonnis van 17 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Reumkens te IJsselstein (Utrecht),
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. K. Zeylmaker te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met producties,
  • de brief van 2 oktober 2020 van de rechtbank, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie tevens akte houdende overlegging producties,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 februari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] heeft in opdracht van [naam gedaagde] verschillende werkzaamheden verricht aan de woning van [naam gedaagde] .
2.2.
[naam eiseres] heeft ter zake deze werkzaamheden op 8 oktober 2018 een offerte aan [naam gedaagde] uitgebracht.
2.3.
In deze offerte zijn onder de kop “
Omschrijving werkzaamheden” verschillende werkzaamheden opgesomd. Deze werkzaamheden zullen verder de “niet optionele werkzaamheden” worden genoemd. Voor deze niet optionele werkzaamheden is een totale prijs van € 55.000,00 exclusief btw, en € 66.550,00 inclusief btw, in de offerte vermeld. Dit bedrag is in een bouwdepot gestort, dat inmiddels volledig aan [naam eiseres] is uitgekeerd. Bij de post “
Het leveren en plaatsen van gevelkozijnen(…)” is bij de sub post “
1 stuks met een afmeting van ca.250 x 90 cm” handgeschreven het woord “niet” toegevoegd, alsmede een paraaf.
2.4.
Na de niet optionele werkzaamheden is in de offerte een tweede opsomming van werkzaamheden opgenomen, onder de kop “
Optioneel zijn de volgende zaken mogelijk, NIET opgenomen in bovengenoemde prijs”. Deze werkzaamheden zullen verder de “optionele werkzaamheden” worden genoemd. De totale, uit de offerte volgende, prijs voor al deze optionele werkzaamheden tezamen bedraagt € 25.744.40 inclusief btw. In deze opsomming zijn bij de post “
Bijverwarming in de aanbouw” (ten bedrage van € 1.250,00 inclusief btw), handgeschreven het woord “niet” en een paraaf toegevoegd.
2.5.
In de offerte zijn de volgende betalingscondities opgenomen: “
In termijnen. Betalingstermijn: Binnen 14 dagen na factuurdatum, na de vervaldatum wordt 1,5% rente per maand in rekening gebracht”.
2.6.
De offerte is op 9 oktober 2018 door [naam gedaagde] voor akkoord ondertekend.
2.7.
Op 11 januari 2019 heeft [naam eiseres] een aanvullende offerte aan [naam gedaagde] gestuurd met betrekking tot meerwerk aan het voordeurkozijn ten bedrage van € 6.199,99. Op deze aanvullende offerte is door [naam gedaagde] op dezelfde dag nog per e-mail akkoord gegeven. Op de factuur met betrekking tot dit meerwerk heeft [naam gedaagde] een bedrag van € 3.821,75 betaald.
2.8.
Op 9 juli 2019 heeft [naam eiseres] aan [naam gedaagde] een factuur uitgebracht ten bedrage van € 25.744,41 ten aanzien van de optionele werkzaamheden.

3..Het geschil

in conventie en in reconventie

3.1.
[naam eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [naam gedaagde] tot betaling van € 46.028,53, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand over het bedrag van € 38.518,92, vanaf 29 apil 2020 en kosten.
3.2.
[naam eiseres] voert hiertoe aan dat [naam gedaagde] vier facturen geheel of gedeeltelijk onbetaald heeft gelaten. Het betreft de facturen met de factuurnummers:
  • 20190017 ten bedrage van € 6.199,99 inclusief btw ter zake het kozijn van de voordeur. Van deze factuur is € 2.377,54 onbetaald gelaten.
  • 20190026 ten bedrage van € 9.791,97 inclusief btw ter zake de zesde termijn van de niet optionele werkzaamheden (€ 2.750,00 exclusief btw) en meer- en minderwerk (€ 5.342,54 exclusief btw). Deze factuur is geheel onbetaald gelaten.
  • 201900061 ten bedrage van € 605,00 inclusief btw ter zake meerwerk aan de hemelwaterafvoer. Deze factuur is geheel onbetaald gelaten.
  • 20190091 ten bedrage van € 25.744,41 inclusief btw ter zake de optionele werkzaamheden. Deze factuur is geheel onbetaald gelaten.
3.3.
Afgezien van het meerwerk aan het kozijn van de voordeur zijn alle meerwerkopdrachten steeds ter plekke, mondeling, door [naam gedaagde] aan [naam eiseres] gegeven, aldus [naam eiseres] .
3.4.
[naam gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen in conventie met veroordeling van [naam eiseres] in de proceskosten. [naam gedaagde] voert aan dat ten aanzien van de optionele werkzaamheden, in afwijking van wat in de offerte van 8 oktober 2018 is opgenomen, is overeengekomen dat deze tegen contante betaling vooraf van € 20.000,00 zouden worden uitgevoerd. Op 15 oktober 2018 heeft [naam gedaagde] dit bedrag, bij [naam gedaagde] thuis, contant aan [naam 1] (mede-eigenaar van [naam eiseres] ) overhandigd. Hier waren geen getuigen bij aanwezig en [naam gedaagde] heeft geen ontvangstbewijs gekregen.
3.5.
Op de totale prijs voor de niet optionele werkzaamheden moeten de kosten voor het gevelkozijn, waarvan [naam gedaagde] al op de offerte van 8 oktober 2018 heeft aangetekend dat hij dat niet uitgevoerd wenste te hebben, in mindering worden gebracht. [naam gedaagde] begroot dit bedrag op € 968,00 inclusief btw. Dat is immers het bedrag dat in het als productie 10 bij dagvaarding door [naam eiseres] ingebrachte overzicht genoemd wordt voor een gevelkozijn. Op de totale prijs voor de niet optionele werkzaamheden moeten de kosten voor de bijverwarming in de aanbouw (€ 1.250,00 inclusief btw), waarvan [naam gedaagde] ook al op de offerte van 8 oktober 2018 heeft aangetekend dat hij dat niet uitgevoerd wenste te hebben, in mindering worden gebracht.
3.6.
[naam gedaagde] voert verder aan dat hij uitsluitend opdracht heeft gegeven voor het navolgende meerwerk:
- voordeurkozijn voor € 6.199,29 inclusief btw,
- roosters in de gevel inclusief arbeid voor € 527,70 exclusief btw,
- vervangen twee stuks badkamertegels voor € 117,00 exclusief btw,
- demonteren en monteren schoorsteen voor € 646,00 exclusief btw,
- rollaag bij voordeur voor € 118,60 exclusief btw,
- bestellen halve profiel cilinder voor € 84,13 exclusief btw.
Dit betreft een totaal bedrag aan opgedragen meerwerk van € 8.006,34 inclusief btw. Voor het overige, door [naam eiseres] in rekening gebrachte, meerwerk heeft [naam gedaagde] geen opdracht gegeven, zodat hij daarvoor geen kosten verschuldigd is.
3.7.
Daarnaast is er sprake van minderwerk doordat bepaalde werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. In verband met dit minderwerk moet een bedrag van ten minste € 3.658,20 op het totaal in mindering gebracht worden, aldus [naam gedaagde] .
3.8.
Tot slot beroept [naam gedaagde] zich op verrekening. De rechtbank de stellingen van [naam gedaagde] begrijpt zo, dat het te verrekenen bedrag € 800,00 bedraagt, in verband met een onjuiste aanleg door [naam eiseres] van de vloer in de aanbouw.
3.9.
In voorwaardelijke reconventie, namelijk indien en voor zover de rechtbank in conventie het beroep op verrekening verwerpt, óf blijkt dat [naam gedaagde] teveel heeft betaald, vordert [naam gedaagde] betaling van het onder r.o. 3.8 genoemde bedrag van € 800,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.10.
[naam eiseres] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen in voorwaardelijke reconventie met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten.
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
De voornaamste verweren van [naam gedaagde] zijn dat partijen, in afwijking van wat in de offerte van 8 oktober 2018 (waarvan de inhoud niet in geschil is) is opgenomen, nader zijn overeengekomen dat de optionele werkzaamheden tegen voorafgaande, contante, betaling van € 20.000,00 zouden worden uitgevoerd en dat [naam gedaagde] dit bedrag op 15 oktober 2018 ook daadwerkelijk contant heeft voldaan. Beide zijn bevrijdende verweren, ten aanzien waarvan [naam gedaagde] , bij voldoende betwisting, de bewijslast draagt.
4.2.
[naam gedaagde] heeft ter onderbouwing van zijn stellingen, als productie 11 bij conclusie van antwoord in conventie, een (doorgestuurde) e-mail ingebracht:
“Begin doorgestuurd bericht:
Van:[naam eiseres] | [naam 1]
< [e-mailadres 1] >
Datum:8 oktober 2018 om 07:32:08 CEST
Aan:' [naam gedaagde] ' < [e-mailadres 2] >
Onderwerp: 2016-073-003 [naam gedaagde] verbouwing aangepast offerte
Beste [naam gedaagde] en [naam 2] ,
Conform overleg offerte 2016-073-003
Zie bijlage; zoals afgesproken is het bedrag via factuur € 55.000,- excl
BTW zoals aangegeven in de offerte en is het restbedrag € 20.000 op
voorhand contant te voldoen (zoals afgesproken volgende week voor
aanvang werk te voldoen). Totale aanneemsom is derhalve
overeengekomen op €75.000,-
Met vriendelijke groet,
[naam 1]
[naam eiseres]
[adres]
T: [telefoonnummer 1]
Mob: [telefoonnummer 2] ”
4.3.
[naam eiseres] heeft de door [naam gedaagde] gestelde nadere afspraak en de contante betaling betwist. [naam eiseres] heeft ter onderbouwing (als productie 18) het, naar zijn zeggen, origineel van de door [naam gedaagde] in het geding gebracht e-mail, in het geding gebracht:
[afbeelding van deze e-mail]
4.5.
De rechtbank merkt in dit verband echter op dat het tijdstip van verzending dat in de in r.o. 4.2 en 4.3 weergegeven e-mails is vermeld, tot op de minuut gelijk is. In dat licht acht de rechtbank de kans dat beide e-mails daadwerkelijk in deze twee verschillende verschijningsvormen naast elkaar zijn verzonden nagenoeg nihil. Het is deze rechtbank daarnaast ambtshalve bekend dat zowel de tekst van een reeds verzonden e-mail, als de tekst van een ontvangen e-mail bij het doorsturen daarvan, op eenvoudige wijze aangepast kunnen worden. Dat maakt dat de rechtbank, op basis van de haar thans ter beschikking staande informatie, geen enkele deugdelijke inschatting kan maken welke van beide e-mails wel of niet daadwerkelijk verzonden is.
4.6.
Dit maakt ook dat, in het kader van de hierna te formuleren bewijsopdracht, aan deze beide e-mails geen (verdere) bewijskracht toekomt. Dat wordt slechts anders indien en voor zover de echtheid van (een van) de e-mails op voldoende overtuigende wijze kan worden vastgesteld.
4.7.
Spiegelbeeldig kan derhalve in de huidige stand van deze procedure niet worden uitgesloten dat, als onderdeel van de bewijsvoering in het kader van de hierna te formuleren bewijsopdracht, alsnog de valsheid van (een van) de beide e-mails kan worden vastgesteld. Indien en voor zover in het verdere verloop van deze procedure daadwerkelijk vastgesteld kan worden of een van beide e-mails vals is, is niet denkbeeldig dat die vaststelling, in het kader van artikel 21 Rv gevolgen zal hebben voor de verdere beoordeling in deze procedure.
4.8.
De rechtbank zal op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, de aan [naam gedaagde] te verstrekken bewijsopdracht vooralsnog beperken tot enkel het maken van de nadere, contante prijsafspraak en voor het overige elke verdere beslissing aanhouden.
4.9.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.10.
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
in voorwaardelijke reconventie
4.11.
De rechtbank verwijst naar hetgeen in conventie is overwogen. Nu nog niet vast staat of de aan het instellen van de vordering in reconventie gestelde voorwaarde zal worden vervuld, zal de rechtbank elke beslissing aanhouden.
Tekst

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
draagt [naam gedaagde] op te bewijzen dat hij met [naam eiseres] is overeengekomen dat de in de offerte van 8 oktober 2018 onder de kop “
Optioneel zijn de volgende zaken mogelijk, NIET opgenomen in bovengenoemde prijs” opgesomde werkzaamheden (de optionele werkzaamheden), zouden worden uitgevoerd tegen een voor aanvang van de werkzaamheden contant te betalen totaalbedrag van € 20.000,00,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
31 maart 2021voor uitlating door [naam gedaagde] of hij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [naam gedaagde] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwillen overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [naam gedaagde] indien hij
getuigenwillen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden april tot en met juli 2021 direct moet opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat de getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.B. Smits in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.8.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2021.
[3195/2221]