ECLI:NL:RBROT:2021:2444

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
C/10/596769 / HA ZA 20-480
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en aansprakelijkheid bij gebreken in badkamerverbouwing

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de verbouwing van een badkamer. De eiser heeft de gedaagde, een aannemer, aangesproken op gebreken die zijn ontstaan na de verbouwing, waaronder scheurvorming in de wandtegels en bollen van de wanden. De eiser stelt dat deze gebreken het gevolg zijn van ondeugdelijk werk en ongeschikte materialen die door de gedaagde zijn gebruikt. De gedaagde betwist dit en stelt dat de gebreken te wijten zijn aan verzakking van de ondergrond en dat hij de eiser hierover heeft gewaarschuwd. De rechtbank heeft de procedure in gang gezet na een aantal deskundigenonderzoeken, waarbij verschillende rapporten zijn opgesteld die de oorzaak van de gebreken trachten vast te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er behoefte is aan een deskundigenbericht om de exacte oorzaak van de gebreken vast te stellen en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De eiser vordert schadevergoeding voor de herstelkosten, die door deskundigen zijn begroot op een bedrag van ongeveer € 25.000,-. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor het benoemen van een deskundige en het indienen van een akte door beide partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rolnummer: C/10/596769 / HA ZA 20-480
Vonnis van 17 maart 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. J.M. Deveer te Utrecht,
tegen
[naam gedaagde],
h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. C.W.L. van de Merbel te Tilburg.
Partijen zullen hierna [naam eiser] en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 mei 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de oproep voor de mondelinge behandeling bij brief van 21 september 2020;
- de aanvullende producties 17 en 18 van [naam eiser], toegezonden op 4 november 2020;
- de aantekening dat de mondelinge behandeling, waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt,
heeft plaatsgevonden op 19 november 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben op 24 augustus 2017 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten uit hoofde waarvan [naam gedaagde] de woning van [naam eiser] aan de [adres] (bouwjaar omstreeks 1925) heeft verbouwd. Onderdeel van de werkzaamheden was het realiseren van een dakopbouw op een bestaande aanbouw en het aanleggen van een badkamer in die dakopbouw.
2.2.
De door partijen ondertekende offerte d.d. 24 augustus 2017 vermeldt onder meer:
“(…) De badkamer voeren we uit met okoume multiplex. Dit kunnen we gelijk betegelen.
(…)
Bij deze werkzaamheden doen wij onze uiterste best om alles zo sterk mogelijk te maken conform eisen van de gemeente conform verstevigingen t.b.v. overgangen van woonkamer/aanbouw/bijkeuken en schuur. Wij kunnen alleen zonder heiwerk en/of bodemonderzoek geen garantie geven op verzakkingen en werkingen van uw huis. Mochten er verzakkingen optreden wat in bepaalde mate altijd wel optreed kunnen wij hier niet voor aansprakelijk worden gesteld. Bij verzakkingen zullen altijd wel wat werkscheuren kunnen ontstaan. Wij gaan ervanuit dat u dit risico begrijpt en beseft.”
2.3.
Onderaan de bladzijde waarop partijen de offerte hebben ondertekend is vermeld:
“Bij ondertekening van de offerte gaat u tevens akkoord met de bijgevoegde algemene voorwaarden. (…)”
2.4.
Op aanraden van [naam gedaagde] zijn (definitieve) bouwtekeningen gemaakt door Bouwkundig Tekenburo Korevaar & Den Breejen en zijn constructieberekeningen gemaakt door Bouwkundig adviesbureau Van der Linde, op basis waarvan vorenbedoelde offerte van [naam gedaagde] is uitgebracht.
2.5.
[naam gedaagde] is in september 2017 gestart met de werkzaamheden. Na plaatsing van een badkamermeubel in januari 2018 waren de werkzaamheden met betrekking tot de badkamer voltooid.
2.6.
[naam eiser] heeft nadien geconstateerd dat er sprake is van scheurvorming in de wandtegels. Op 15 maart 2018 heeft [naam eiser] daarover schriftelijk bij [naam gedaagde] geklaagd. [naam gedaagde] heeft zich tegenover [naam eiser] op het standpunt gesteld dat de scheurvorming van de tegels verband houdt met zettingen van de woning en met de zwaarte van het in januari 2018 opgehangen badkamermeubel.
2.7.
In opdracht van [naam eiser] heeft bouwkundig onderzoeksbureau Perfectkeur op 12 juni 2018 een onderzoek ingesteld naar de scheurvorming in de badkamer. In een desbetreffend rapport van Perfectkeur van 25 juni 2018 wordt opgemerkt dat de tegels ter hoogte van de naden van de achterliggende houten wandplaten zijn gescheurd en dat de wanden bollen. Perfectkeur concludeert dat de scheuren zijn ontstaan doordat de tegels direct op de (okoumé) wandplaten zijn verlijmd. Volgens Perfectkeur dienen er groene gipsplaten te worden aangebracht tussen de tegels en de wandplaten. In verband met het bollen van de wanden moet volgens Perfectkeur worden onderzocht of de houten staanders van voldoende zwaarte zijn.
2.8.
Naar aanleiding van het rapport van Perfectkeur is [naam gedaagde] bij e-mailbericht van 27 juni 2018 door [naam eiser] aansprakelijk gesteld en verzocht in overleg te treden over het herstel van de scheurvorming in de wandtegels van de badkamer.
2.9.
In opdracht van de rechtsbijstandsverzekeraar van [naam gedaagde] heeft ZNEB Expertise en Taxatie B.V. (hierna: ZNEB) op 24 oktober 2018 in aanwezigheid van beide partijen een contra-expertise uitgevoerd. In het door ZNEB ter zake opgemaakte expertiserapport van 3 december 2018 wordt geconstateerd dat de wandtegels in de badkamer op een aantal plaatsen in een rechte lijn zijn gescheurd en op de naden hol trekken. Ook constateert ZNEB scheurvorming in de hoeken van het toilet gesitueerd onder de badkamer en in een hoek van de tuinentree van de aanbouw. Daarnaast constateert ZNEB dat de betegelde wanden aan de binnenzijde op een aantal plaatsen bol staan. ZNEB verklaart geen definitieve oorzaak van de scheurvorming te hebben kunnen vaststellen. Opgemerkt wordt dat de scheurvorming in de badkamer mogelijk optreedt als gevolg van zettingen (in de ondergrond van het tegelwerk) vanuit de fundering. Tevens wordt opgemerkt dat het direct verlijmen van tegels op de okoumé platen blijkens een e-mailbericht van de lijmleverancier is toegestaan en niet tot problemen zou hoeven te leiden. ZNEB concludeert in haar rapport dat het werk vooralsnog voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk.
2.10.
Bij brief van 13 december 2018 aan de gemachtigde van [naam eiser] heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [naam gedaagde] namens hem aansprakelijkheid afgewezen, waarbij zij zich onder verwijzing naar het meegezonden rapport van ZNEB op het standpunt heeft gesteld dat de werkzaamheden door [naam gedaagde] goed en deugdelijk zijn verricht.
2.11.
In opdracht van [naam eiser] heeft Hanselman Groep B.V. (hierna: Hanselman) op 3 juli 2019, in aanwezigheid van beide partijen, een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van het bol staan van de wanden en het scheuren van de tegels. In een door Hanselman op 20 november 2019 ter zake opgemaakt rapport staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Oorzaak
(…)
In het huidige geval zijn de wandtegels direct op grote, strak aangesloten wandplaten verlijmd. Het voegwerk is niet dampdicht, waardoor het vocht dat in de badkamer vrijkomt aan één zijde in het plaatwerk opgenomen kan worden. Weliswaar zijn watervaste platen toegepast, echter dit betekent niet dat de platen geen vocht kunnen opnemen. De achterzijde van de houten wandbeplating (gevelzijden, douchezijde en slaapkamerzijde) krimpt door droging. De zijde waarop de tegels zijn geplakt kan echter niet krimpen, omdat de tegels dit verhinderen. Het gevolg is dus dat de wandplaten richting de betegelde zijde bol gaan staan en de tegels scheuren.
Uit de mondelinge en schriftelijke verklaringen blijkt dat partij 2(rechtbank: [naam gedaagde])
van standpunt is dat het bol staan mogelijk te wijten is aan zettingen in de fundering en/of het te zware gewicht van het (door partij 1(rechtbank: [naam eiser])
gekozen aangeleverde) badmeubel. Uit het schadebeeld blijkt echter dat deze aanname niet juist is. De dragende wanden onder de dakopbouw, de wand- en plafondverbindingen en de nieuwe dakopbouw, vertonen namelijk geen scheurvorming of andere schades die aan een verzakking gerelateerd kunnen worden. Er zijn weliswaar scheuren in de aansluiting van de tussenwand van de slaapkamer en het plafond aanwezig, echter dit zijn lichte scheuren die kunnen zijn ontstaan door krimp- en zettingsverschijnselen in de materialen zelf. Bovendien zouden zettingen van de algehele woning niet kunnen verklaren dat elke wandplaat een eigen bolling vertoont.
Het bollen heeft dan ook niets van doen met het dragend vermogen van de wanden. Als de houten draagconstructie namelijk door een gebrek aan draagvermogen richting de badkamer zouden doorbuigen, dan zou dit bijvoorbeeld ook aan de zijde van de slaapkamer zichtbaar moeten worden. Zowel de tussenwand aan de slaapkamerzijde als de gevels vertonen dergelijke vervormingen niet.
Het gewicht van het badkamermeubel kan niet als oorzaak van het bollen en de scheuren worden gezien. De wandplaten waar het meubel hangt, buigen namelijk niet meer naar voren dan de wandplaten naast het meubel. Het bollen en de scheurvorming doet zich dus ook voor waar geen zwaar meubel hangt.
Herstel
Het bollen van de wanden had voorkomen kunnen worden door krimparme en watervaste platen op de okoumé platen te monteren, zoals groene gipsplaten. Tevens had achter de okoumé platen dampregulerende klimaatfolie aangebracht moeten worden. (…)”
2.12.
De herstelkosten worden door Hanselman in haar rapport geschat op € 25.000,- inclusief btw.
2.13.
Bij brief van 23 januari 2020 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [naam gedaagde], onder verwijzing naar een schriftelijke reactie van ZNEB van 31 december 2019 op het rapport van Hanselman, namens [naam gedaagde] diens aansprakelijkheid nogmaals afgewezen en een – niet door [naam eiser] aanvaard – schikkingsvoorstel gedaan.
2.14.
Hanselman heeft op 7 februari 2020 schriftelijk gereageerd op de schriftelijke reactie van ZNEB.
2.15.
Een ‘Richtlijn voor systeemwanden als ondergrond voor tegelwerk’ van Technisch Bureau Afbouw (hierna: TBA) houdt in, voor zover hier van belang:
2.1 Ongeschiktheid van plaatmateriaal van hout of houtvezel
In de praktijk worden nog vaak houten platen zoals (watervastverlijmd) multiplex, (…) toegepast als ondergrond voor tegelwerk. (…) Vanwege de hoge mate van vochtgevoeligheid van hout achten we plaatmateriaal van hout of houtvezel ongeschikt om rechtstreeks op te tegelen. Het risico op kromtrekken van de betegelde houten wanden en op scheurvorming in het tegelwerk is namelijk zeer groot.
2.2.
Oorzaak kromtrekken
Het kromtrekken van de betegelde wanden, of eigenlijk de houten(vezel)platen, wordt veroorzaakt door uitzetting en krimp onder invloed van vocht:
(…)
(…)
3.2.
Combinatie van platen
Een combinatie van houten(vezel)plaat met daarover een gipskarton- of gipsvezelplaat is een goede optie indien de bouwplaatsomstandigheden voldoen aan de ideale eisen (…). Deze combinatie wordt nooit geadviseerd bij wanden die onder direct sproeibereik vallen, zoals de douchehoek.”
2.16.
LRC aannemersbedrijf (hierna: LRC) heeft de herstelkosten op 6 april 2020 begroot op € 24.500,- inclusief btw.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert samengevat - veroordeling van [naam gedaagde] tot betaling van € 31.441,48, vermeerderd met wettelijke rente, met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
[naam eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [naam gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk waardoor [naam eiser] schade heeft geleden. [naam gedaagde] heeft geen goed en deugdelijk werk verricht. De tegels in de nieuw aangelegde badkamer zijn gescheurd ter hoogte van de naden van de naast elkaar geplaatste wandplaten en de wanden staan bol. De gebreken in het uitgevoerde werk zijn te wijten aan de door [naam gedaagde] gebruikte materialen. [naam gedaagde] had krimparme en watervaste platen, zoals groene gipsplaten, op de okoumé wandplaten moeten aanbrengen. Op grond van artikel 7:760 lid 1 BW komen de gevolgen van de ondeugdelijke uitvoering van het werk voor rekening en risico van [naam gedaagde]. [naam gedaagde] is conform artikel 7:759 BW voldoende in de gelegenheid gesteld om de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen, maar hij is daartoe niet bereid gebleken. De noodzakelijke herstelkosten moeten overeenkomstig het herstelplan van LRC worden begroot op € 24.500,- inclusief btw. Daarnaast maakt [naam eiser] aanspraak op € 412,50 in verband met de huur van een mobiele badkamer gedurende het herstel van de badkamer, € 145,20 in verband met een factuur van Kitbedrijf Van Hoven d.d. 9 februari 2020, € 5.081,35 ter zake van de kosten van de door [naam eiser] ingeschakelde deskundigen en € 1.302,43 aan buitengerechtelijke kosten.
3.3.
De conclusie van [naam gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [naam eiser], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en de nakosten. [naam gedaagde] betwist dat hij ondeugdelijk werk heeft verricht. Het rechtstreeks betegelen van okoumé platen is niet ondeugdelijk en overigens volstrekt gebruikelijk in de bouwwereld. Deze wijze van uitvoering is tussen partijen overeengekomen en is overeenkomstig de gemaakte tekeningen en berekeningen. De scheurvorming die is opgetreden in de wandtegels van de badkamer is niet aan de wijze van uitvoering van de werkzaamheden te wijten, maar aan zetting/verzakking van de aanbouw. [naam gedaagde] heeft voor het risico van verzakking gewaarschuwd, zodat de gevolgen daarvan voor rekening en risico van [naam eiser] komen. Subsidiair betwist [naam gedaagde] de omvang van de gestelde schade. De kosten van herstel bedragen niet meer dan € 11.537,-. Daarnaast stelt [naam gedaagde] dat [naam eiser] te laat heeft geklaagd, waardoor [naam eiser] op grond van artikel 8 lid 4 en 6 van de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden geen recht heeft op herstel, vervanging of schadevergoeding.

4..De beoordeling

4.1.
In geschil is of [naam gedaagde] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst tussen partijen.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van [naam gedaagde] is dat [naam eiser] niet tijdig heeft geklaagd. [naam gedaagde] stelt dat op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing zijn. Krachtens artikel 8 lid 4 van de algemene voorwaarden diende [naam eiser] eventuele gebreken binnen 30 dagen na ontdekking daarvan schriftelijk aan [naam gedaagde] te melden. Overeenkomstig artikel 8 lid 6 van de algemene voorwaarden heeft [naam eiser] geen recht op herstel, vervanging of schadevergoeding indien een gebrek later wordt gemeld. De scheurvorming in de tegels heeft zich, naar [naam gedaagde] stelt, volgens [naam eiser] binnen zes weken na oplevering gemanifesteerd. De badkamer is eind oktober 2017 opgeleverd. [naam eiser] heeft de scheurvorming op 15 maart 2018 schriftelijk aan [naam gedaagde] gemeld, zodat hij later dan overeengekomen heeft geklaagd. Daarmee is een eventueel recht op schadevergoeding komen te vervallen, aldus steeds [naam gedaagde].
4.3.
[naam eiser] heeft betwist dat op de overeenkomst algemene voorwaarden van toepassing zijn. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam eiser] aangevoerd dat hij bij ondertekening van de offerte geen algemene voorwaarden heeft ontvangen. Daarnaast heeft [naam eiser] ter zitting met een beroep op artikel 6:237 aanhef en onder h BW de vernietiging van het beding van artikel 8 lid 4 en 6 ingeroepen. [naam eiser] acht de beperking van de klachttermijn tot dertig dagen onredelijk bezwarend. Hij stelt binnen twee maanden na de ontdekking van de scheuren in de tegels te hebben geklaagd. [naam gedaagde] heeft zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het beroep op de vernietiging van het onderhavige beding. Een klachttermijn van dertig dagen acht [naam gedaagde] overigens niet onredelijk.
4.4.
Geoordeeld wordt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. [naam gedaagde] heeft deze van toepassing verklaard onderaan de door [naam eiser] - zonder opmerkingen op dat punt - aanvaarde offerte. Daarmee moet [naam eiser] worden geacht de toepasselijkheid ervan stilzwijgend te hebben aanvaard. Dat de voorwaarden nooit aan [naam eiser] ter hand zijn gesteld doet, indien al juist, krachtens artikel 6:232 BW aan de toepasselijkheid niet af. Overigens biedt de wet de mogelijkheid om de algemene voorwaarden te vernietigen indien geen redelijke mogelijkheid is geboden om van die voorwaarden kennis te nemen, maar daar is door [naam eiser] geen beroep op gedaan.
4.5.
Het beroep op vernietiging van artikel 8 lid 4 en 6 van de algemene voorwaarden op grond van het bepaalde in artikel 6:237 aanhef en onder h BW slaagt. Artikel 8 lid 4 en 6 betreft een beding dat als sanctie op een nalaten van de wederpartij gedurende een bepaalde termijn verval stelt van de aan die wederpartij toekomende rechten. Een dergelijk beding wordt krachtens artikel 6:237 aanhef en onder h BW vermoed onredelijk bezwarend te zijn. [naam gedaagde] heeft niet gesteld wat de rechtvaardiging voor het verval van recht is, zoals genoemd wetsartikel van de gebruiker vereist. Dat betekent dat [naam gedaagde] het rechtsvermoeden niet heeft weerlegd, zodat de rechtbank artikel 18 lid 4 en 6 van de algemene voorwaarden als onredelijk bezwarend beschouwt. De rechtbank zal dit beding bij de verdere beoordeling dan ook buiten toepassing laten.
4.6.
Nu het badkamermeubel - dat in de visie van [naam gedaagde] een mogelijke oorzaak is van de scheurvorming - volgens [naam gedaagde] in januari 2018 is opgehangen en [naam eiser] bij dagvaarding heeft gesteld in het voorjaar van 2018 scheuren in de wandtegels en bolling van de wanden van de badkamer te hebben geconstateerd, terwijl vaststaat dat [naam eiser] op 15 maart 2018 schriftelijk bij [naam gedaagde] heeft geklaagd, wordt geoordeeld dat [naam eiser] tijdig heeft geklaagd met betrekking tot de scheuren in de tegels.
4.7.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de door [naam gedaagde] aangelegde badkamer gebreken vertoont in de vorm van gescheurde wandtegels en bollende wanden. In geschil is echter of [naam gedaagde] voor die gebreken aansprakelijk is. Partijen verschillen van mening over de oorzaak van de gebreken. [naam eiser] stelt, onder verwijzing naar de rapporten van Perfectkeur en Hanselman en de richtlijn van TBA, dat [naam gedaagde] het werk ondeugdelijk heeft uitgevoerd door de tegels rechtstreeks op de okoumé platen te verlijmen. Volgens [naam eiser] had [naam gedaagde] krimparme en watervaste platen op de okoumé platen moeten monteren. [naam gedaagde] heeft dat gemotiveerd betwist. [naam gedaagde] stelt onder verwijzing naar diverse overgelegde verklaringen van collega-bouwers en leveranciers van okoumé platen en lijmen dat het direct betegelen van okoumé platen volstrekt gebruikelijk is in de bouwwereld. Daarnaast stelt [naam gedaagde] dat de door Perfectkeur en Hanselman voorgestelde werkwijze om de okoumé platen te combineren met gipsplaten in de richtlijn van TBA juist wordt ontraden. [naam gedaagde] voert aan dat de scheurvorming in de wandtegels en de bolling van de wanden veroorzaakt wordt door zetting/verzakking van de aanbouw, voor de gevolgen waarvan hij heeft gewaarschuwd. [naam gedaagde] stelt dat de scheurvorming zich niet alleen voordoet in de badkamer, maar op vele plaatsen in de aanbouw, hetgeen volgens [naam gedaagde] een aanwijzing is voor verzakking van de aanbouw. [naam gedaagde] stelt voorts dat de slaapkamerdeur begin 2018 is gaan klemmen en aan de bovenkant moest worden afgeschaafd, hetgeen volgens [naam gedaagde] eveneens een teken van verzakking is. Daarnaast speelt volgens [naam gedaagde] mogelijk ook de zwaarte van het badkamermeubel een rol bij het ontstaan van de scheurvorming in de tegels. [naam gedaagde] stelt dat hij [naam eiser] tijdens het ophangen van het badkamermeubel heeft gewaarschuwd voor (de gevolgen van) het gewicht van het badkamermeubel. Dat [naam gedaagde] voor het gewicht van het badkamermeubel heeft gewaarschuwd wordt echter door [naam eiser] betwist.
4.8.
Uit artikel 7:760 lid 1 BW volgt dat de gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering van het werk, die te wijten zijn aan gebreken of ongeschiktheid van door de aannemer gebruikte materialen of hulpmiddelen, voor rekening van de aannemer komen. Indien komt vast te staan dat ongeschiktheid van de door [naam gedaagde] gebruikte materialen de oorzaak is van de gebreken in de badkamer, dan komt dit voor rekening en risico van [naam gedaagde].
4.9.
Het verweer dat zetting/verzakking van de - onder de badkamer liggende reeds bestaande - aanbouw de oorzaak is van de gebreken in de badkamer betreft een bevrijdend verweer van [naam gedaagde], waarvan de bewijslast conform de hoofdregel van artikel 150 Rv op hem rust. Indien komt vast te staan dat zetting/verzakking van de aanbouw de oorzaak is van de gebreken in de badkamer, dan geldt dat de ondeugdelijke uitvoering te wijten is aan gebreken of ongeschiktheid van zaken afkomstig van [naam eiser] en komen de gevolgen daarvan overeenkomstig artikel 7:760 lid 2 BW voor rekening van [naam eiser], voor zover [naam gedaagde] niet zijn in artikel 7:754 BW bedoelde waarschuwingsplicht heeft geschonden of anderszins met betrekking tot deze gebreken in deskundigheid of zorgvuldigheid tekort is geschoten. Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat [naam gedaagde] op dit punt heeft voldaan aan de op hem als aannemer rustende waarschuwingsplicht.
4.10.
Voor zover de gebreken al te wijten zouden zijn aan de zwaarte van het badkamermeubel, geldt dat [naam gedaagde] geen bewijs heeft aangeboden van zijn – door [naam eiser] betwiste – stelling dat hij heeft gewaarschuwd voor de gevolgen van de zwaarte van het meubel. [naam gedaagde] kan zich op dit punt dus niet disculperen met een beroep op het bepaalde in artikel 7:760 lid 2 BW.
4.11.
Perfectkeur heeft niet toegelicht hoe zij tot haar conclusies is gekomen, [naam gedaagde] heeft de conclusies van het rapport van Hanselman gemotiveerd betwist en ZNEB heeft geen definitieve oorzaak van de gebreken kunnen vaststellen. Bij die stand van zaken acht de rechtbank het nodig een deskundigenbericht in te winnen om de oorzaak van de gebreken in de badkamer te kunnen vaststellen.
4.12.
[naam gedaagde] heeft subsidiair de omvang van de door [naam eiser] gestelde schade betwist. Hij voert onder meer aan dat het herstelplan van LRC ten onrechte uitgaat van herstel door middel van een combinatie van okoumé platen en gipsplaten. Bovendien worden er volgens [naam gedaagde] zaken geoffreerd waaraan geen schade is ontstaan en die niet vervangen hoeven te worden, zoals de vloer, de douchedeur en het plafond. Daarnaast stelt [naam gedaagde] dat de geoffreerde douchemuur niet aanwezig is, zodat deze niet vervangen hoeft te worden. Ook de omvang van de door [naam eiser] gestelde schade zal daarom aan de deskundige worden voorgelegd.
4.13.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige en dat aan die deskundige de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1) Zijn de scheuren in de wandtegels van de badkamer en het bollen van de wanden te wijten, en zo ja in welke mate, aan:
a. a) ongeschiktheid van door [naam gedaagde] gebruikte materialen;
b) de zwaarte van het badkamermeubel;
c) zetting/verzakking van de reeds bestaande aanbouw.
2) Zijn er andere oorzaken die (mede) aan het scheuren van de wandtegels en bollen van de wanden hebben bijgedragen en zo ja in welke mate?
3) Indien u van oordeel bent dat de scheurvorming in de wandtegels en het bollen van de wanden van de badkamer te wijten is aan ongeschiktheid van door [naam gedaagde] gebruikte materialen en/of aan de zwaarte van het badkamermeubel en/of aan andere oorzaken die voor rekening en risico van [naam gedaagde] komen, wat is dan uw oordeel over de kostenbegroting van LRC en het commentaar van [naam gedaagde] op die begroting?
3) Zijn er nog andere punten die van belang zijn bij de beoordeling van de zaak?
4.14.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de persoon en het specialisme van de te benoemen deskundige, alsook over de aan die deskundige voor te leggen vraagstelling. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen. Het verdient uitdrukkelijk de voorkeur dat partijen gezamenlijk een voorstel doen voor een te benoemen deskundige. Indien partijen daarover geen overeenstemming bereiken, zal de rechtbank zelf een deskundige kiezen.
4.15.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [naam eiser] moeten worden betaald.
4.16.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
14 april 2021voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 4.14;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2021.
2440