In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een paardenverzekering (eiseres) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder). De zaak betreft een boete van € 2.500,- die aan eiseres was opgelegd wegens een vermeende overtreding van de Wet dieren, specifiek het niet correct invullen van een Voedselketeninformatie (VKI)-formulier bij de slacht van een paard. Eiseres betwistte de boete en stelde dat zij niet als overtreder kon worden aangemerkt, aangezien zij op het moment van de overtreding geen eigenaar of houder van het paard was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat eiseres niet als overtreder kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsvoorwaarden niet duidelijk maakten wanneer de eigendom van het paard overging naar eiseres en dat de feitelijke handelingen van eiseres niet wezenlijk duidden op eigendom of houderschap. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder, herroepte het primaire besluit en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.