ECLI:NL:RBROT:2021:250
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Baaren
- Rechtspraak.nl
Wijziging wettelijke grondslag van last onder dwangsom in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee. De zaak betreft een last onder bestuursdwang die aan de eiser was opgelegd wegens overtreding van artikel 1a van de Woningwet. De eiser had bezwaar gemaakt tegen deze last, waarna het college het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde, maar de last in stand hield. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de last onder bestuursdwang was opgelegd na een brand op het perceel van eiser, waarbij asbest was vrijgekomen. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de wettelijke grondslag van de last onder dwangsom, die tijdens de bezwaarprocedure plaatsvond, niet in strijd was met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de wijziging van de grondslag niet leidde tot een wijziging van de inhoud van de last en dat de verantwoordelijkheden van eiser duidelijk waren uiteengezet in het primaire besluit.
Eiser voerde aan dat hij benadeeld werd door de wijziging van de grondslag, omdat de overtreding hangende bezwaar was beëindigd. De rechtbank oordeelde echter dat de wijziging van de grondslag niet onredelijk was en dat de kosten van de bestuursdwang op eiser verhaald konden worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.