Op 17 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek is ingediend door het CIZ met betrekking tot een cliënt die verblijft in ASVZ, locatie Merwebolder te Sliedrecht. De cliënt, die een verstandelijke beperking betwist, is op 3 maart 2021 in de procedure betrokken geraakt. Bij het verzoekschrift zijn diverse bijlagen gevoegd, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2021 zijn de cliënt, zijn advocaat en enkele zorgprofessionals gehoord via een beeld- en geluidverbinding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er twijfels zijn over de verstandelijke beperking van de cliënt, die ook andere problematiek vertoont, zoals een hechtingsstoornis en PTSS. De rechtbank concludeert dat, zelfs als er sprake zou zijn van een verstandelijke beperking, niet voldoende is onderbouwd dat een rechterlijke machtiging noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen.
De rechtbank wijst erop dat het verzoek vooral gericht is op het beschermen van de cliënt tegen agressie, maar dat hiervoor minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn, zoals een gebiedsverbod. Bovendien kan de aangevraagde machtiging de vertrouwensband met behandelaren schaden, wat contraproductief zou zijn voor de behandeling. De rechtbank besluit dat het verzoek tot rechterlijke machtiging wordt afgewezen, en dat er eerst beter onderzocht moet worden of samenwerking op vrijwillige basis mogelijk is.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. B. Krijnen en is op 19 maart 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.