ECLI:NL:RBROT:2021:2573

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
C/10/597159 / HA ZA 20-511
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en uitsluitingsclausule bij waterschade aan onroerend goed

In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een pand te Den Bosch, Allianz Benelux N.V. tot betaling van € 360.140,18 wegens waterschade die is ontstaan op 8/9 juni en 21 juli 2014. Eiser stelt dat de schade gedekt is onder zijn opstalverzekering, afgesloten via Meeùs Assurantiën B.V. De verzekering dekt materiële schade aan het gebouw, maar Allianz beroept zich op een uitsluitingsclausule in de polisvoorwaarden, die schade door constructiefouten uitsluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waterschade op 8/9 juni 2014 is ontstaan door het binnendringen van rioolwater, mede door het ontbreken van terugslagkleppen in de buitenriolering, wat door Allianz als een constructiefout wordt gekwalificeerd. Eiser heeft dit niet weersproken. De rechtbank oordeelt dat de schade die op deze datum is ontstaan, uitgesloten is van dekking onder de verzekering.

Daarnaast heeft Allianz ook de waterschade op 21 juli 2014 betwist, wederom op basis van constructiefouten. Rapporten van verschillende deskundigen bevestigen dat de schade het gevolg is van bouwgebreken. Eiser heeft zich beroepen op een aanvullende clausule die na de schadegevallen van toepassing is verklaard, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep niet kan slagen. Eiser heeft ook een beroep gedaan op een CAR-polis, maar de rechtbank oordeelt dat Allianz geen risicodrager is onder deze polis.

De rechtbank wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van Allianz, die op € 9.113,00 zijn begroot. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht, aangezien eiser niet op voorhand kon weten dat zijn vordering geen kans van slagen had. Het vonnis is gewezen op 10 maart 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/597159 / HA ZA 20-511
Vonnis van 10 maart 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. O. Hammerstein te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd Brussel (België), kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam.
Partijen worden hierna [naam eiser] en Allianz genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 mei 2020, met producties 1 t/m 18;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende verzoek ex art. 22 Rv, met producties 1 t/m 10;
  • de brief van de rechtbank van 16 oktober 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 20 januari 2021 gehouden mondelinge behandeling en de daarin genoemde processtukken;
  • de brief van mr. Zwijnenberg van 8 februari 2021 met een reactie op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiser] is eigenaar van het pand gelegen aan de [adres] te Den Bosch (hierna: het pand).
2.2.
Ten behoeve van het pand heeft [naam eiser] via zijn tussenpersoon Meeùs Assurantiën B.V. (thans Aon) per 3 december 2013 een opstalverzekering afgesloten bij onder meer Allianz.
2.3.
Per 26 mei 2014 zijn onder meer de voorwaarden MABGEB2013 (hierna: de polisvoorwaarden) op de polis van toepassing verklaard. In deze polisvoorwaarden is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
Art. 2 Omvang van de dekking
De verzekering dekt materiële schade aan het gebouw door een hierna omschreven gebeurtenis.(…)
2.9
Waterschade ontstaan door het onvoorzien stromen van water en stoom uit:
a. binnen en buiten het gebouw gelegen aan- en afvoerleidingen;(…)
Art. 5 Beperking en uitsluitingen
(…)
5.3
In geval van schade door water, stoom, hagel, neerslag of vorst is van dekking uitgesloten:
a. schade door slijtage, slecht onderhoud of constructiefouten;
b. schade door vochtdoorlating aan/van vloeren, muren of in kelders;
c. schade door grondwater behalve indien dit is binnengedrongen via afvoerleidingen en daarop aangesloten toestellen en installaties.”
2.4.
Op 8/9 juni en 21 juli 2014 is waterschade ontstaan in het pand.
2.5.
Namens Allianz heeft BosBoon Expertise B.V. (hierna: BosBoon) onderzoek gedaan naar de oorzaak van de schade. In dat verband heeft Bosboon op 13 november 2014 het volgende, voor zover van belang, gerapporteerd:
Oorzaken
Met betrekking tot de eerste gebeurtenis, de instroom van rioolwater, is uit ons onderzoek en verklaringen van partijen gebleken dat na hevige regenval, in de periode 8/9 juni 2014 (buiten)riolering de hoeveelheid water niet meer kon verwerken en dat dit vuile water deze via de riolering was teruggestroomd en uiteindelijk werd uitgeperst ter plaatse van toiletten en spoelbakken in het souterrain. Dit kon ons inziens mede gebeuren, omdat in de buitenriolering geen terugslagkleppen aanwezig waren. Gezien de hoeveelheid water, is eveneens regenwater het souterrain kunnen instromen via de onderzijde van raam- en deurkozijnen.
Met betrekking tot de tweede gebeurtenis, de instroom van water via muren van het souterrain, is ons uit verklaringen en ons onderzoek gebleken, dat water via ondermeer, in het kader van het werk niet goed afgedichte sparingen, in het souterrain kon stromen en zich via de isolatielaag onder de cementdekvloer kon verspreiden.”
2.6.
Per 2 maart 2015 is een aanvullende clausule M5229 op de polis van toepassing verklaard.
2.7.
Namens Allianz is Sedgwick Nederland B.V. (hierna: Sedgwick) verzocht om nader onderzoek te doen naar de oorzaak van de schade. Dit onderzoek is uitgevoerd door Trition B.V. (hierna: Trition) en BDA Dak- en Geveladvies B.V. (hierna: BDA).
2.8.
Trition heeft op 17 november 2015 het volgende, voor zover van belang, gerapporteerd:
4. Conclusie en advies
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken concluderen wij de volgende zaken met betrekking tot het[de rechtbank leest:]
causaal verband tussen de twee genoemde calamiteiten en de vocht- / waterklachten in en onder de zwevende vloerconstructie van het[de rechtbank leest:]
souterrain.
1.
Tijdens het overstromen van de toiletten op 9 juni 2014 is water naar verschillende locaties van het souterrain gestroomd. Daar waar vloerafwerking (marmoleum / pvc) aanwezig was heeft dit weinig tot geen mogelijkheid gehad om in de vloerconstructie te dringen. Echter in de fysioruimte was er op dat moment geen vloerafwerking aanwezig waardoorwater in en onder de zwevende vloerconstructie is gedrongen.
2.
Op 9 juni 2014 is aan de rechter zijde van het gebouw samengestroomd water óver de waterkering ter plaatse van de onder-aansluiting van de gevelkozijnen gestroomd. Hierdoor is in de aangrenzende ruimten en hal water over de vloer gestroomd. Tevens is hierbij water via de onder-aansluiting van de kozijnen,in en onder de zwevende vloerconstructie gedrongen.
3.
Tijdens de waargenomen lekkage op 21 juli 2014 van (in ieder geval) de leidingdoorvoer in de luchtbehandelingsruimte, is water via de luchtbehandelingsruimte naar de centrale hal gestroomd en gedeeltelijk tot in de hydrofoorruimte. Doordat de PVC vloerbedekking gedeeltelijk ontbrak is het lekwater daar direct tot in de zandcementvloer gelopen tot onder de zwevende dekvloer. In de centrale hal is PVC vloerbedekking aanwezig waardoor het water weinig tot geen kans heeft gehad in de vloerconstructie te dringen.
Het water heeft zich echter ook langs een groot deel van de voorgevel achter de voorzetwand verplaatst. Achter de voorzetwand is de zwevende dekvloer langs de randen niet afgewerkthierdoor is water onder de vloerconstructie gedrongen.
4.
Er is tijdens het onderzoek waargenomen dat er nog steeds water onder de zwevende vloerconstructie aanwezig is. Er is in de luchtbehandelingsruimte geconstateerd dat er sprake is van verhoogde vochtwaarden in de wandconstructie rondom de (afdichtingen) leidingdoorvoeren. Er is echter geen sprake van een lekkage, enkel verhoogde vochtlast waargenomen. Er is vastgesteld dat de leidingdoorvoeren en dichtgemetselde sparingen ter plaatse van de luchtbehandelingsruimte vrijwel continu met water worden belast (regenwater). Wij hebben binnen géén stromend water geconstateerd, wel geconstateerd dat de afdichtingen aan de buitenzijde niet goed afdichten vandaar de verhoogde vochtwaarden in de wand.
5.
Er zijn tijdens het onderzoek door BDA Dakadvies diverse gebreken aan de gevel waargenomen waardoor water in en onder de zwevende vloerconstructie dringt. Graag verwijs ik u hiervoor naar de rapportage van BDA Dakadvies.”
2.9.
BDA heeft op 26 november 2015 het volgende, voor zover van belang, gerapporteerd:
2 Conclusies
2.1
Oorzaak lekkages
In de geïsoleerde vloerconstructie van de kantoren gesitueerd in de voormalige parkeergarage is vocht ingesloten. De EPS isolatie is vochtig. Een aanzienlijk deel van de vochtinfiltratie is het gevolg van overstroming door hevige regen. Bij diverse details kan nog steeds water in en uit stromen. Deze details zijn lek.
Onderstaande constructieonderdelen en/of details leveren in meer of mindere mate een bijdrage aan de vochttoetreding.
  • Via de geboorde doorvoeren in de kelderwand lekt water naar binnen. Deze zijn onvoldoende duurzaam afgedicht.
  • De nieuw opgestorte opstanden onder de aluminium kozijnen op de bestaande
keldervloer zijn lek.
-
De bitumen randstroken onder alle aluminium kozijnen zijn onvoldoende waterdicht verkleefd tegen of op de oorspronkelijke betonnen keldervloer. Door intensieve vochtbelasting infiltreert water achter de dakbedekking in de geïsoleerde vloer. Dit komt voor onder alle aluminium kozijnen. De waterbelasting is plaatselijk extreem groot door de grote toestroom van water door het aflopende maaiveld.”
2.10.
Sedgwick heeft op 4 mei 2016 een rapport uitgebracht.
2.11.
Op 5 januari 2021 heeft Krantz & Polak Resolve (hierna: Krantz & Polak) in opdracht van [naam eiser] en zijn advocaat een rapport uitgebracht. Krantz & Polak concludeert:
“De (enige) geclaimde waterschade is de waterschade die aan de opstalbelangen van [naam eiser] is opgekomen op 8/9 juni 2014. Door ons is vastgesteld dat zich de gepresenteerde schade heeft voorgedaan, dat door de hevige regenval op die datum, rioolwater uit de op riolering aangesloten toestellen is gestroomd en dat oorzakelijk verband houdt met het vollopen van het (dienst)riool. Aangevoerde tekortkomingen op een latere datum dan 9 juni 2014, of vanwege nadien gebleken constructieve gebreken hebben geen enkele bijdrage geleverd aan deze opgekomen schade aan de souterrainvloer en in het bijzonder het element isolatiepakket van die nieuwe vloer.”

3..Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert – samengevat – Allianz bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 360.140,18, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
Allianz concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam eiser] in zijn vordering, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [naam eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten, inclusief nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[naam eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij bij Allianz is verzekerd voor de (water)schade die is onstaan aan het pand en dat Allianz op grond van de polis gehouden is deze schade te vergoeden. [naam eiser] stelt dat de schade is ontstaan door water, stromend uit afvoerleidingen, ten gevolge waarvan de schade onder de polis is gedekt. [naam eiser] beroept zich daarbij op artikel 2.9 van de polisvoorwaarden en clausule M5229.
4.2.
Eén van door Allianz gevoerde verweren is dat de schade op grond van artikel 5.3 van de polisvoorwaarden van dekking is uitgesloten vanwege constructiefouten.
4.3.
Bij de beoordeling van dit - bevrijdende - verweer stelt de rechtbank voorop dat het ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv aan Allianz is om haar beroep op de in artikel 5.3 van de polisvoorwaarden vervatte uitsluiting te onderbouwen met feiten en omstandigheden waarvan zij de bewijslast draagt, nu zij degene is die zich op de rechtsgevolgen beroept.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van Allianz op artikel 5.3 van de polisvoorwaarden slaagt en overweegt daartoe als volgt.
4.4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat op 8/9 juni 2014 rioolwater het pand is binnengestroomd via de toiletten. Uit het rapport van BosBoon van 13 november 2014 volgt dat dit mede kon gebeuren omdat in de buitenriolering geen terugslagkleppen aanwezig waren. Door [naam eiser] is niet weersproken dat zich in de buitenriolering geen terugslagkleppen bevonden. Integendeel, [naam eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij na 9 juni 2014 terugslagkleppen heeft laten plaatsen. De afwezigheid van terugslagkleppen wordt door Allianz als een constructiefout als bedoeld in artikel 5.3 onder a van de polisvoorwaarden gekwalificeerd. [naam eiser] heeft dit niet weersproken. Daarmee staat vast dat de waterschade die op 8/9 juni 2014 is ontstaan het gevolg is van een constructiefout. Dergelijke fouten zijn in artikel 5.3 onder a van de polisvoorwaarden uitgesloten. De schade die op 8/9 juni 2014 is ontstaan, is derhalve uitgesloten van dekking onder de verzekering.
4.4.2.
Allianz stelt zich met betrekking tot de waterschade die op 21 juli 2014 is ontstaan eveneens op het standpunt dat deze van dekking is uitgesloten wegens constructiefouten. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst Allianz naar de rapporten van Trition en BDA van 17 en 26 november 2015. Uit het rapport van Trition volgt dat het pand bij de leidingdoorvoeren en bij de dichtgemetselde sparingen ter plaatse van de luchtbehandelingsruimte niet goed is afgedicht. Ook BDA concludeert dat bij diverse details water in en uit kan stromen omdat deze details lek zijn. Eén en ander wordt voorts bevestigd door het door [naam eiser] gemaakte filmpje waarop, zoals Allianz onweersproken heeft gesteld, te zien is dat hemelwater het pand binnenstroomt via de openingen die in de gevel zijn gemaakt. Op grond van de bevindingen van Trition en BDA heeft Sedgwick in haar rapport van 4 mei 2016 geconcludeerd dat de oorzaak van de schade moet worden gezocht in binnenstromend regenwater in het souterrain als gevolg van bouwgebreken/constructiefouten. Tegenover de rapporten van Trition, BDA en Sedgwick heeft [naam eiser] een rapport van Krantz & Polak in het geding gebracht. Dit rapport kan echter niet worden beschouwd als een deugdelijke onderbouwing van de betwisting van de rapporten van Trition, BDA en Sedgwick. Daaraan draagt bij dat het rapport van Krantz & Polak niet is gebaseerd op eigen onderzoek op locatie. De waterschade die op 21 juli 2014 is ontstaan, is derhalve eveneens van dekking uitgesloten.
4.5.
Voorts heeft [naam eiser] zich beroepen op clausule M5229. Deze clausule is per 2 maart 2015 en daarmee na 8/9 juni en 21 juli 2014 op de polis van toepassing verklaard. Een beroep op deze clausule kan [naam eiser] dan ook niet baten.
4.6.
[naam eiser] heeft subsidiair nog aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de schade is gedekt onder de CAR-polis. Het beroep van [naam eiser] op de CAR-polis faalt. Allianz is geen risicodrager op de CAR-polis en kan derhalve niet worden aangesproken dekking te verlenen voor de schade onder deze polis.
4.7.
Wat hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de vordering van [naam eiser] zal worden afgewezen.
4.8.
[naam eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Allianz betoogd dat [naam eiser] veroordeeld dient te worden in de reële proceskosten die Allianz heeft moeten maken voor het voeren van verweer omdat [naam eiser] misbruik van procesrecht heeft gemaakt. [naam eiser] wist volgens Allianz waardoor de schade is ontstaan. Tevens wist [naam eiser] dat de daadwerkelijke schadeoorzaak geen verzekerd evenement is.
4.9.
De rechtbank overweegt dat het procesrecht voorziet in de bevoegdheid geschillen ter beslechting aan de rechter voor te leggen in het kader van een procedure. Gelet op het recht op toegang tot de rechter, dat besloten ligt in het in artikel 6 EVRM verankerde recht op een eerlijk proces, past terughoudendheid bij het aannemen van misbruik van procesrecht door het aanspannen van een procedure. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door een procedure te voeren is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als een eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (vgl. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012: BV7828).
4.10.
De vordering van [naam eiser] is gebaseerd op de tussen hem en onder andere Allianz gesloten opstalverzekering. Omdat Allianz weigerde dekking te verlenen, stond het [naam eiser] vrij zich tot de rechter te wenden. De visie van [naam eiser] op de oorzaak van de schade is in deze procedure niet vast komen te staan. Geoordeeld is dat Allianz terecht een beroep op een uitsluitingsclausule heeft gedaan. Dat dit op voorhand duidelijk was voor [naam eiser] en dat hij om die reden had moeten begrijpen dat zijn vordering geen kans van slagen had, is de rechtbank onvoldoende gebleken. Van misbruik van procesrecht is derhalve geen sprake. Allianz kan dan ook geen aanspraak maken op vergoeding van de reële kosten die zij voor deze procedure heeft moeten maken, maar op een vergoeding aan de hand van het liquidatietarief. De kosten aan de zijde van Allianz worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat €
4.982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 9.113,00
4.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Allianz tot op heden begroot op € 9.113,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [naam eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar, in tegenwoordigheid van mr. P. Blijleven, griffier. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, op 10 maart 2021.
3078/3152