In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 5 oktober 2020 samen met een ander een elektrische fiets heeft gestolen en op 4 november 2020 een persoon heeft bedreigd met een mes. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.M. Koers. De officier van justitie, mr. C. de Kimpe, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen en bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en eerdere behandelingen voor verslaving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een hoog recidiverisico heeft en dat eerdere pogingen tot behandeling niet succesvol waren. Daarom werd de ISD-maatregel onvoorwaardelijk opgelegd, met een tussentijdse beoordeling na zes maanden. De rechtbank heeft de veiligheid van de samenleving vooropgesteld en benadrukt dat de maatregel ook gericht is op het verminderen van het recidiverisico door gerichte behandeling.