ECLI:NL:RBROT:2021:2691

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
10/295810-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging met braak en bedreiging met zware mishandeling, oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 5 oktober 2020 samen met een ander een elektrische fiets heeft gestolen en op 4 november 2020 een persoon heeft bedreigd met een mes. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.M. Koers. De officier van justitie, mr. C. de Kimpe, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen en bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en eerdere behandelingen voor verslaving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een hoog recidiverisico heeft en dat eerdere pogingen tot behandeling niet succesvol waren. Daarom werd de ISD-maatregel onvoorwaardelijk opgelegd, met een tussentijdse beoordeling na zes maanden. De rechtbank heeft de veiligheid van de samenleving vooropgesteld en benadrukt dat de maatregel ook gericht is op het verminderen van het recidiverisico door gerichte behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/295810-20
Datum uitspraak: 18 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie de Schie,
raadsvrouw mr. M.M. Koers, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Kimpe heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- oplegging van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) voor de duur van 2 jaar.

4..Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 5 oktober 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een andereen elektrische fiets van het merk Sparta die toebehoorde, aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaderzich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel, te weten het gebruik van een sleutel die de toegang verleende tot een berging, tot welk gebruik hij en zijn mededader niet gerechtigd waren;
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2
hij op 4 november 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 2] een (aardappelschil)mesje te tonen/voor te houden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;

2..bedreiging met zware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander een elektrische fiets uit een berging gestolen en heeft iemand met een mes bedreigd door dit mes te pakken tijdens een ruzie.. De verdachte heeft hiermee materiële schade, overlast en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een advies opgemaakt gedateerd 17 februari 2021. Dit advies houdt onder meer het volgende in.
De verdachte kwam vanaf 2019 frequent in aanraking met politie en justitie. Middelengebruik speelde een grote rol in de delictgeschiedenis. Eerdere ambulante en klinische behandelingen in voorwaardelijk kaders zijn mislukt. Ondanks dat aan de verdachte meerdere keren werd aangeboden na een terugval zijn behandeling (onder andere omstandigheden) voort te zetten, kon of wilde hij hier geen of onvoldoende gebruik van maken. In huidige detentie is de verdachte gestabiliseerd en vol goede moed om zijn leven op een pro-sociale manier voort te zetten. Hij wil zo snel mogelijk aan het werk en een woning regelen met de ondersteuning van zijn familie. Hierbij onderschat hij volgens de reclassering echter de ernst van zijn verslaving aan cocaïne. Juist de stabiliteit onder de beschermende omstandigheden van detentie laat zien wat de verdachte nodig heeft aan structuur en beveiliging. Hij heeft laten zien dat door zijn verslaving het risico op onttrekking aan voorwaarden groot is. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Daarom is een voorwaardelijk kader voor ISD onvoldoende om behandeling te laten slagen en de maatschappij tegen crimineel gedrag te beschermen en komt de reclassering tot het advies de ISD-maatregel onvoorwaardelijk op te leggen
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 januari 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De voorgeschiedenis van de verdachte is er één die gekleurd wordt door verslaving, waarbij het gebruik in zijn tienerjaren aanving en cannabis betrof en de verdachte later cocaïne en ook regelmatig heroïne ging gebruiken. De verdachte is gemotiveerd voor een behandeling van zijn verslaving en hij wil heel graag kansen aangrijpen om zijn leven een andere wending te geven. In de afgelopen twee jaar is er een aanzet gedaan tot abstinentie. Dit heeft echter niet geleid tot langduriger abstinentie, vanwege incidenten in de klinieken waar hij verbleef. De psychiater ziet geen contra-indicaties voor oplegging van een ISD-maatregel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Hij is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 januari 2021 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk.
De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Ook is voldaan aan Richtlijn Strafvordering bij meerderjarige veelplegers omdat in de vijf jaren voorafgaand aan het laatste misdrijffeit voor meer dan tien misdrijffeiten proces-verbaal zijn opgemaakt tegen de verdachte waarvan ten minste één misdrijffeit in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen en eerder ingezette hulpverleningstrajecten er niet toe hebben geleid dat het overlastgevende gedrag van de verdachte is beëindigd.
Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de bescherming van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van ten hoogste twee jaren. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt het risico op recidive te verminderen door gerichte behandeling van de verdachte. Anders dan de verdachte heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen mogelijkheden voor oplegging van een dergelijke behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf of een voorwaardelijke ISD-maatregel. Gewezen wordt in dit verband naar de eerdere vruchteloze pogingen tot behandeling van de verslaving van de verdachte.
De rechtbank zal ambtshalve beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel om het traject van de verdachte te kunnen volgen. Verdachte is nu gemotiveerd voor behandeling en er kan worden aangesloten bij hetgeen al bereikt is tijdens de huidige detentie. Daarom is het van belang dat de verdachte zo snel mogelijk aan zijn behandeling kan beginnen, omdat van belang is dat de behandeling van de verdachte snel zal starten. Bepaald wordt dat het openbaar ministerie de rechtbank daar na 6 (zes) maanden over bericht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 47, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
beslist tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
bepaalt dat de rechtbank over 6 (zes) maanden na het onherroepelijk worden van deze uitspraak door het openbaar ministerie daarover wordt bericht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Peeck, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en P.C. Tuinenburg rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 maart 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 5 oktober 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (elektrische) fiets (van het merk Sparta), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het gebruik van een sleutel die de toegang verleende tot een berging, tot welk gebruik hij en/of zijn mededader niet gerechtigd was/waren;
2
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 2] een (aardappelschil)mesje te tonen/voor te houden.