ECLI:NL:RBROT:2021:2727

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
C/10/613267 / JE RK 21-380
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 11 maart 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam als verzoeker gehoord, evenals de moeder van [voornaam minderjarige], die werd bijgestaan door haar advocaat, mr. K. Logtenberg. De kinderrechter heeft besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor een periode van zes maanden.

De feiten wijzen uit dat [voornaam minderjarige] in een pleeggezin verblijft en dat de moeder, ondanks haar betrokkenheid, niet in staat is om de benodigde zorg en stabiliteit te bieden vanwege haar persoonlijke en chronische problematiek. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, omdat [voornaam minderjarige] een ontwikkelingsachterstand heeft en er zorgen zijn over de gehechtheidsrelatie met de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder kampt met psychiatrische problematiek en dat de opvoeding van [voornaam minderjarige] meer van haar vraagt dan zij kan bieden.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad gehonoreerd, maar de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode verleend dan verzocht, om de situatie van zowel de moeder als [voornaam minderjarige] te evalueren. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk op 1 augustus 2021 een rapportage te doen over de actuele stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2021, met een schriftelijke uitwerking op 22 maart 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/613267 / JE RK 21-380
datum uitspraak: 11 maart 2021

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2014 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 12 februari 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het e-mailbericht van mr. K. Logtenberg, advocaat van de moeder, van 9 maart 2021.
Op 11 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. K. Logtenberg,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan mw. [naam pleegzorgbegeleidster] , pleegzorgbegeleidster.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
Tevens heeft de Raad de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] voor verblijf binnen het netwerk, te weten bij dhr. [naam persoon 1] en mw. [naam persoon 2] verzocht voor de duur van negen maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] heeft een belast verleden. Dit heeft zijn sporen achter gelaten in zijn ontwikkeling. Hij heeft een achterstand op alle leefgebieden en is ondergestimuleerd. De moeder is betrokken en houdt veel van [voornaam minderjarige] , maar vanwege haar persoonlijke en chronische problematiek lukt het haar niet om [voornaam minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft. Bij de moeder is een patroon zichtbaar waarin ze hulpverlening accepteert, maar vervolgens afwijst. [voornaam minderjarige] heeft duidelijkheid nodig over waar hij gaat opgroeien zodat hij de rust krijgt om zich verder te ontwikkelen. De aanvaardbare termijn van [voornaam minderjarige] om in onzekerheid te verblijven over zijn perspectief is daarom kort.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Er zal binnenkort een onderzoek plaatsvinden bij MentaalBeter naar de achterstanden van [voornaam minderjarige] zodat bezien kan worden welke hulpverlening hij nodig heeft. Het heeft even geduurd voordat de moeder hiervoor getekend heeft. In het pleeggezin waar [voornaam minderjarige] verblijft zal Video Interactie Begeleiding (VIB) starten. [voornaam minderjarige] vraagt veel van de pleegouders. Er is een bezoekregeling met de moeder van één keer per week vastgelegd om de moeder te motiveren om langs te komen en om voor [voornaam minderjarige] duidelijkheid te verschaffen. Voorheen kwam de moeder soms lange tijd niet.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De moeder mist [voornaam minderjarige] en wil graag zelf weer voor hem zorgen. De moeder heeft de belangen van [voornaam minderjarige] op de eerste plaats staan. Zij is enkele maanden geleden akkoord gegaan met een vrijwillige uithuisplaatsing voor [voornaam minderjarige] . De moeder is zeer gemotiveerd om een behandeling bij het Traumacentrum te ondergaan. Dit betreft een intensief traject van 15 dagen. De financiering hiervoor is echter nog niet rond. De moeder zou [voornaam minderjarige] graag vaker zien en hoopt dat uitbreiding van de omgang mogelijk is. Namens de moeder is verzocht de ondertoezichtstelling uit te spreken voor de duur van zes maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden. De moeder hoopt dat binnen drie maanden duidelijk is welke hulp [voornaam minderjarige] nodig heeft en hoe de behandeling bij het Traumacentrum is verlopen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] in oktober 2020 op vrijwillige basis uit huis geplaatst is bij de (voormalig) begeleider van de moeder. De moeder kampt met psychiatrische problematiek en een belast verleden waar de moeder trauma’s aan heeft overgehouden. Ondanks de inzet van EMDR-therapie heeft de moeder nog steeds last van haar trauma’s. De opvoeding van [voornaam minderjarige] vraagt meer dan gemiddeld van de moeder. De opvoeding van [voornaam minderjarige] in combinatie met haar persoonlijke problematiek maakte dat de moeder [voornaam minderjarige] niet langer kon bieden wat hij nodig heeft. Te zien is dat periodes waarin het beter gaat worden afgewisseld met periodes waarin de hulpverlening wordt afgehouden en de zorg voor [voornaam minderjarige] tekortschiet. Dit heeft bij [voornaam minderjarige] geleid tot een ontwikkelingsachterstand. Het lukt de moeder onvoldoende om voor [voornaam minderjarige] een veilige, gestructureerde en stabiele opvoedsituatie te creëren. Daarnaast zijn er zorgen over de gehechtheidsrelatie tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om voor [voornaam minderjarige] de hulpverlening in te zetten die hij nodig heeft om zijn ontwikkelingsachterstand weg te nemen. Daarnaast dient hulpverlening voor de moeder ingezet te worden. De behandeling bij het Traumacentrum is een goed begin. De komende maanden zal, onder meer door de inzet van VIB, gekeken worden welke hulpverlening passend is voor [voornaam minderjarige] en de moeder.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Gelet op de problematiek van de moeder en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] is een directe thuisplaatsing niet mogelijk. De kinderrechter ziet echter aanleiding de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor een kortere periode dan verzocht, te weten voor de duur van zes maanden onder aanhouding van het overig verzochte. De komende maanden zal zowel aan de problematiek van de moeder als aan de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] gewerkt worden. [voornaam minderjarige] is gebaat bij duidelijkheid over waar hij zal opgroeien. De aanvaardbare termijn is daarom kort.
De kinderrechter verzoekt de Raad om uiterlijk op de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen omtrent de dan actuele stand van zaken en daarbij te vermelden of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 11 maart 2021 tot 11 maart 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, tot 11 september 2021;
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad.

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 augustus 2021 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI, de belanghebbende en mr. K. Logtenberg op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de Raad uiterlijk op de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de GI, de belanghebbende en mr. K. Logtenberg) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2021 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.