ECLI:NL:RBROT:2021:2763

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
17.1278 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling wegens schending van de informatieplicht en onttrekking aan toezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in het kader van een schuldsaneringsregeling. De schuldenaar, die in 2017 onder de schuldsaneringsregeling was geplaatst, heeft nagelaten om de bewindvoerder te informeren over zijn inbewaringstelling op 9 oktober 2020. Dit heeft geleid tot een tekortkoming in de nakoming van de informatieplicht, waardoor de bewindvoerder zijn controlerende taak niet naar behoren kon uitoefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar ook geen stukken meer heeft aangeleverd, wat de berekening van het vrij te laten bedrag bemoeilijkt. De bewindvoerder heeft aangegeven dat er mogelijk nieuwe schulden zijn ontstaan en dat de schuldenaar niet aan zijn sollicitatieplicht heeft voldaan.

De rechtbank heeft de argumenten van de schuldenaar, die verzocht om alsnog een schone lei te verlenen ondanks de tekortkomingen, overwogen. De schuldsaneringsregeling biedt de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen, maar dit is afhankelijk van het naleven van bepaalde verplichtingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, met name door het niet verstrekken van informatie aan de bewindvoerder en het niet melden van zijn inbewaringstelling.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de tekortkomingen van de schuldenaar, gezien hun aard en context, dermate zwaarwegend zijn dat deze aan de verlening van de schone lei in de weg staan. De rechtbank heeft de schone lei geweigerd en het salaris van de bewindvoerder vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 19 maart 2021
Bij vonnis van deze rechtbank van 15 november 2017 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam],
[Justiteel Complex] ,
[adres]
[plaats 1]
schuldenaar,
bewindvoerder: M.A.T. Noordzij.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 19 november 2020 ̶ en aanvullend op 2 maart 2021 ̶ schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 24 februari 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
De beëindiging is behandeld ter telefonische terechtzitting van 8 maart 2021 conform TARIC (de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbank vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis). De bewindvoerder en schuldenaar zijn telefonisch gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De bewindvoerder heeft aangevoerd dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de informatieplicht sinds 9 oktober 2020. Op die datum is schuldenaar in bewaring gesteld in het Justitieel Complex te [plaats 2] . De bewindvoerder heeft dit moeten vernemen van de ex-partner van schuldenaar. Hierdoor heeft de bewindvoerder zijn controlerende taak vanaf de inbewaringstelling niet naar behoren kunnen uitoefenen. Voorts heeft de bewindvoerder aangegeven dat schuldenaar sindsdien ook geen stukken meer aan hem heeft aangeleverd, waardoor het vrij-te-laten bedrag niet kan worden berekend. Mogelijk is er sprake van een boedelachterstand of (meerdere) nieuwe schulden. Tevens zou de schuldenaar niet aan zijn inspannings- en sollicitatieplicht hebben voldaan.
Schuldenaar heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat aan hem, ondanks deze tekortkomingen, alsnog de schone lei moet worden vergeven.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 17.986,99 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren en zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
Vanaf 13 februari 2019 is de schuldenaar vrijgesteld van zijn sollicitatieverplichting op de grond dat de schuldenaar een WIA-uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% tot 100%. Er zijn geen aanwijzingen dat dit arbeidsongeschiktheidspercentage nadien is gewijzigd. Om die reden speelt de inspanningsverplichting naar het oordeel van de rechtbank geen rol meer in het kader van de vraag of aan de schuldenaar een schone lei kan worden verleend.
De rechtbank oordeelt dat schuldenaar evenwel toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de voor de schuldenaar resterende, binnen de schuldsanering geldende verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Nieuwe schuld Belastingdienst
Allereerst stelt de rechtbank vast dat uit het eindverslag en de laatste stand van zaken blijkt dat er sprake is van een nieuwe schuld aan de Belastingdienst. Eerder over 2019 uitgekeerde toeslagen worden teruggevorderd. Aangezien de bewindvoerder nog geen definitieve beschikking van de Belastingdienst over 2019 heeft ontvangen (als gevolg van de hierna te noemen tekortkoming in de informatieverplichting) zijn de gevolgen hiervan voor de boedel thans nog onbekend.
Schending van de op schuldenaar rustende informatieplicht en onttrekken aan toezicht bewindvoerder
Verder stelt de rechtbank vast dat er sprake is van een forse tekortkoming in de nakoming van de informatieverplichting.
Deze bestaat er in de eerste plaats uit dat de schuldenaar vanaf oktober 2020 heeft nagelaten om informatie, waaronder vermogens- en inkomensgegevens, aan de bewindvoerder te overleggen. Hierdoor kan de bewindvoerder onder meer niet nagaan of er achterstanden of nieuwe schulden zijn ontstaan
Daarnaast is komen vast te staan dat de schuldenaar op 9 oktober 2020 in bewaring is gesteld in het Justitieel Complex te Zaanstad en dat hij dit niet heeft gemeld aan de bewindvoerder.
Ter zitting heeft schuldenaar desgevraagd verklaard dat hij in voorlopige hechtenis zit op verdenking van misbruik van drie van zijn kinderen en dat deze voorlopige hechtenis recent voor de tweede keer is verlengd. De zaak zal in april 2021 verder worden behandeld. De schuldenaar heeft geen informatie verschaft over wanneer de strafzaak naar verwachting inhoudelijk zal worden behandeld en wat hem precies ten laste is gelegd. Ook in zoverre, schiet schuldenaar in zijn informatieverplichting tekort.
Door na te laten de bewindvoerder in kennis te stellen van zijn inbewaringstelling heeft de schuldenaar naar het oordeel van de rechtbank een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling belemmerd. De schuldenaar heeft zich daarmee voorts onttrokken aan het toezicht van de bewindvoerder, waardoor de bewindvoerder niet in staat was om zijn controlerende taak uit te voeren.
De rechtbank acht voornoemde tekortkomingen – mede gelet op hun bijzondere aard en context – dermate zwaarwegend, dat deze aan verlening van de schone lei in de weg staan. Dat schuldenaar geen verwijt kan worden gemaakt van deze tekortkomingen, is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank merkt in dit kader ten overvloede nog op dat sprake lijkt te zijn van een stevige verdenking, nu de voorlopige hechtenis recent opnieuw voor langere tijd is verlengd. Het betreft een verdenking van strafbare feiten die zich uitstrekken over een langere periode, startend voor aanvang van de schuldsaneringsregeling en voortdurend tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling. Gelet op het feit dat de schuldenaar nog verdachte is en er ook overigens weinig bekend is over het verloop van de strafzaak, de (grondslag van) de verdenking en het standpunt van de schuldenaar ter zake, kan echter nog geen oordeel worden gegeven over de vraag of schuldenaar bij toelating wel aan zijn informatieverplichting heeft voldaan, of de schuldenlast hoger uitvalt en of er nieuwe schulden zijn ontstaan uit hoofde van onrechtmatige daad. Niettemin kan worden vastgesteld dat, indien de verdenking gegrond blijkt, deze feiten eveneens aan beëindiging van de regeling met een schone lei in de weg zouden staan.
Nu de geconstateerde tekortkomingen beëindiging zonder schone lei reeds rechtvaardigen en de schuldenaar geen informatie heeft gegeven over een datum voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak, heeft de rechtbank ook geen aanleiding gezien de beslissing over het einde van de regeling in afwachting daarvan aan te houden.
De schone lei zal daarom worden geweigerd.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenaar toerekenbaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar eindigen op 15 maart 2021;
- stelt het salaris voor de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.329,23.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.