ECLI:NL:RBROT:2021:2776

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
C/10/611637 / FT EA 21/73
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in het kader van de kinderopvangtoeslagaffaire

Op 23 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) van verzoekster. Verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, waarbij zij is gehoord op 16 maart 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster verkeert in een toestand van betalingsonmacht, maar dat er onvoldoende grond is voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft daarbij de goede trouw van verzoekster beoordeeld, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheden waaronder de schulden zijn ontstaan. Hoewel er schulden zijn die niet te goeder trouw zijn ontstaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekster voldoende inspanningen heeft geleverd om haar schulden te voldoen en dat zij de verplichtingen uit de WSNP kent en gemotiveerd is om deze na te komen. Hierdoor is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat verzoekster kan worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.

Tijdens de zitting is ook de mogelijkheid besproken dat verzoekster gedupeerd is in de kinderopvangtoeslagaffaire, wat zou kunnen leiden tot een schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat eventuele schade-uitkeringen in het kader van de toeslagenaffaire bij toelating tot de WSNP in de boedel vallen. De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard om deze insolventieprocedure te openen, aangezien het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt. De rechtbank heeft vervolgens de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, mr. B.A. Cnossen benoemd tot rechter-commissaris en mr. J. Perez Herrera als bewindvoerder aangesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 maart 2021.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 23 maart 2021
[naam],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster is gehoord ter terechtzitting van 16 maart 2021.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekster verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan verzoekster dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoekster kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoekster voor wat betreft haar inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Op de schuldenlijst staan vorderingen, die zijn ontstaan binnen de vijfjaarstermijn, waaronder een schuld aan het CJIB, de Belastingdienst en Pinokkio Kinderdagverblijf. Wat daarvan ook zij, deze schulden zijn in beginsel niet allen te goeder trouw ontstaan, en staan aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoekster de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen.
De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Verzoekster heeft aangetoond aan haar inspanningsplicht te voldoen. Bovendien kent verzoekster de verplichtingen uit de WSNP en is zij voldoende gemotiveerd om deze na te komen. Gelet op bovenstaande is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat verzoekster de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. Om die reden wordt verzoekster toch toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.
Ter zitting is de vraag besproken of verzoekster mogelijk slachtoffer is geworden van de Kinderopvangtoeslagaffaire vanwege een aanzienlijke kinderopvangtoeslagschuld op de schuldenlijst. Schuldhulpverlening en verzoekster hebben ter zitting geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de vraag of hiervan sprake is, en of en in welke mate de crediteuren zouden profiteren van een dergelijke situatie. Is hiervan sprake, dan dient zij zich bij de Belastingdienst aan te melden om aanspraak te maken op een schadevergoeding. Vast staat dat een eventuele schade-uitkering in het kader van de toeslagenaffaire bij toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in de boedel valt.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[naam]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. B.A. Cnossen,
en tot bewindvoerder mr. J. Perez Herrera,
gevestigd te Postbus 2,
3214 ZG Zuidland;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
mr. T. Mulder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021.