Op 11 maart 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die de verlenging van de uithuisplaatsing heeft aangevraagd na een incident in de thuissituatie van [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, de minderjarige en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond zijn gehoord.
De feiten wijzen op ernstige zorgen over het gedrag van [naam kind], die momenteel verblijft in een crisisopvang. Eerder is [naam kind] op 1 maart 2021 onder toezicht gesteld en is er een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de situatie te verbeteren, ondanks eerdere hulpverlening. De Raad heeft benadrukt dat de continuïteit van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de ontwikkeling en veiligheid van [naam kind].
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind] is, zoals vastgelegd in artikel 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 1 juni 2021, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden.