5.2Verweerder heeft de bedrijfspanden niet gesloten in afwachting van de uitspraak in deze voorlopige voorziening. Verzoekster stelt onbetwist dat zij inkomsten zal mislopen als gevolg van de sluiting, terwijl de kosten doorlopen. Daarbij lijdt verzoekster mogelijk reputatieschade en zullen klanten hun relatie met haar beëindigen waardoor zij mogelijk zelfs failliet zal gaan. Dit zal gevolgen hebben voor de werknemers, leveranciers en stakeholders. De voorzieningenrechter vindt dit aannemelijk en neemt daarom een spoedeisend belang aan. Zij zal dan ook een stap verder gaan en de zaak inhoudelijk beoordelen.
6. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoekster kans van slagen heeft. Zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over de zaak. Als deze zaak in beroep wordt voorgelegd aan de rechtbank, hoeft deze het oordeel van de voorzieningenrechter niet per se te volgen.
7. Verweerder baseert de sluiting op het rapport van 26 december 2020, de ziens-wijzen van de eigenaar van de bedrijfspanden en van het bedrijf. Verweerder acht het aannemelijk dat de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf een essentiële en faciliterende rol spelen binnen de zware georganiseerde criminaliteit (in een CSV) en dat het bedrijf zich bezighoudt met de import van verdovende middelen. Verweerder vindt dit een ernstige aantasting van de openbare orde en sluit het pand op grond van artikel 2:35 van de APV Rotterdam 2012 met name in het belang van de openbare orde en in mindere mate van het woon- en leefklimaat. Daarbij neemt verweerder in aanmerking dat het bedrijf is gelegen in [naam bedrijventerrein] , een gebied waar de veiligheid onder druk staat.
8. Verzoekster stelt dat verweerder niet bevoegd is de panden te sluiten omdat het geen ‘voor het publiek toegankelijke gebouwen’ zijn als bedoeld in artikel 2:35, eerste lid van de APV Rotterdam 2012. Ook is er geen acuut belang gelet op het tijdsverloop tussen de vermeende faciliterende voorbereidingshandelingen en het bestreden besluit. Verweerder kan de doelstellingen van de sluiting niet behalen. Verzoekster is op geen enkele wijze betrokken geweest bij (het faciliteren van) de handelingen zoals vermeld in het rapport, er is geen risico op herhaling en de containers zijn ook niet in het bedrijf geweest. Voor het gestelde faciliteren van dergelijke strafbare feiten zou gebruikmaking van de panden ook niet nodig zijn. Verweerder had nader onderzoek moeten doen naar wat verzoekster heeft aangedragen naar aanleiding van de bevindingen in het rapport. Ook vermeldt verweerder een aantal onjuistheden en mist er context bij wat in het rapport staat. Twee van de drie panden worden niet genoemd in het rapport. Dat de bedrijven zijn gelegen in [naam bedrijventerrein] waar een [naam project] loopt, maakt niet dat verweerder over kan gaan tot sluiting. Verder is de sluiting onevenredig nu verzoekster zonder inkomsten niet langdurig de doorlopende vaste lasten kan blijven voldoen en zij niet op korte termijn een andere bedrijfslocatie zal kunnen vinden. Ook heeft de sluiting gevolgen voor de stakeholders.
9. Artikel 2:35, eerste lid van de APV Rotterdam 2012 bepaalt dat de burgemeester, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat is vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting kan bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw – niet zijnde een seksinrichting – of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
De toelichting bij artikel 2:35 van de APV Rotterdam 2012 vermeldt:
“Dit artikel is een aanvulling op de bevoegdheden van de burgemeester om op grond van de APV of artikel 13b van de Opiumwet overlastgevende inrichtingen, zoals horecabedrijven en seksinrichtingen, dan wel woningen te sluiten op grond van artikel 174a Gemeentewet.
De burgemeester kan met behulp van dit artikel optreden wanneer in een voor het publiek openstaand gebouw strafbare feiten plaatsvinden waardoor de openbare orde of het woon- of leefklimaat nadelig wordt beïnvloed of wanneer ondernemers van (dienstverlenende) bedrijven zoals garages, autoverhuurbedrijven, uitzendbureaus, winkels of afhaalgelegen-heden zoals pizzeria’s of snackbars, overlast (blijven) veroorzaken of ter plaatse strafbare feiten plegen, deze faciliteren, gedogen of op enigerwijze toestaan. De burgemeester zal o.a. bij zijn oordeel aansluiting zoeken bij de in artikel 2:28 APV beschreven situaties. Tevens geeft het artikel de burgemeester de mogelijkheid om op te treden, indien er in of vanuit een pand (niet zijnde een woning) wordt gegokt, waarvoor geen toestemming is gegeven op grond van de Wet op de Kansspelen. Indien sprake is van een illegale gokpand staat vast dat zonder meer sprake is van een aantasting van de openbare orde (in ruime zin te verstaan). Gokpanden die tevens als woning in gebruik zijn, kunnen niet op basis van dit artikel uit de APV worden gesloten.”
10. De bevoegdheid tot het gesloten verklaren van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:35, eerste lid, van de APV Rotterdam 2012 is een discretionaire bevoegdheid van verweerder waarvan de uitoefening door de rechter terughoudend moet worden getoetst. Verweerder heeft een ruime mate van beleidsvrijheid.
Wat vindt de voorzieningenrechter?