ECLI:NL:RBROT:2021:2856

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
C/10/585934 / HA ZA 19-1062
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen bij het aanbrengen van kruipluiken in bedrijfsunits

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit drie natuurlijke personen die hun bedrijfsunits op een bedrijventerrein hebben, een schadevergoeding van de gedaagde, Rendant Parknet Beheer B.V., wegens onrechtmatig handelen. De eisers stellen dat de vloer van hun bedrijfsunits ernstig is beschadigd door het aanbrengen van kruipluiken, wat heeft geleid tot een verzwakking van de vloerconstructie. De rechtbank heeft op 24 maart 2021 een vonnis gewezen waarin het verloop van de procedure en de feiten zijn uiteengezet. De eisers hebben hun vordering onderbouwd met een schadebedrag van € 46.994,45, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Rendant heeft de vordering betwist en stelt dat de dagvaarding nietig is en dat er geen onrechtmatig handelen heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat Rendant voldoende heeft onderbouwd dat er op korte termijn ingegrepen moest worden vanwege een gevaarlijke situatie met de gasleidingen. De rechtbank is voornemens een deskundige te benoemen om te beoordelen of de werkzaamheden vakbekwaam zijn uitgevoerd en of er schade is veroorzaakt. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de partijen zijn uitgenodigd om zich uit te laten over de deskundige.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rolnummer: C/10/585934 / HA ZA 19-1062
Vonnis van 24 maart 2021
in de zaak van

1..[naam eiser 1] , h.o.d.n. [naam bedrijf 1] ,

wonende en gevestigd te [woonplaats eiser 1] ,
2.
[naam eiser 2] , h.o.d.n. [naam bedrijf 2],
wonende en gevestigd te [woonplaats eiser 2] ,
3.
[naam eiser 3],
h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats eiser 3] en gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J.M.C. Wessels te Zwijndrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RENDANT PARKNET BEHEER B.V.,
gevestigd te Maarn, kantoor houdende te Alblasserdam,
gedaagde,
advocaat mr. P. Schrauwen te 's-Gravendeel.
Eisers worden hierna gezamenlijk “ [eisers] ” genoemd en afzonderlijk respectievelijk “ [naam eiser 1] ”, “ [naam eiser 2] ” en “ [naam eiser 3] ”. Gedaagde wordt hierna “Rendant” genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 november 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2020.
Aan de zijde van [eisers] zijn verschenen [naam eiser 1] , [naam eiser 2] , [naam eiser 3] , mr. J.M.C. Wessels, [naam 1] (constructeur, werkzaam bij adviesbureau [naam adviesbureau] ) en [naam 2] (eigenaar van een bedrijfsunit op het bedrijventerrein [naam bedrijventerrein] ). Aan de zijde van Rendant zijn verschenen [naam 3] ([functie 1] van Rendant), [naam 4] ([functie 2] bij Rendant), [naam 5] (werkzaam bij ingenieursbureau [naam bureau] ) en mr. P. Schrauwen.
1.3.
De datum van dit vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Rendant is sinds 2005 eigenaar en beheerder van het elektriciteitsnet en het gastransportnet op het bedrijventerrein [naam bedrijventerrein] , gelegen te [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] . Op dit bedrijventerrein is een bedrijfsverzamelgebouw gebouwd aan het [adres 1] en [adres 2] , met [adres 3] bedrijfsunits (hierna: [naam gebouw] ). [naam eiser 1] is eigenaar van de bedrijfsunit [adres 4] , [naam eiser 2] is eigenaar van [adres 5] en [adres 6] , en [naam eiser 3] is eigenaar van [adres 7] .
2.2.
Door terreinverzakkingen moest eind 2017 het terrein rondom [naam gebouw] worden opgehoogd. Tijdens dit ophogen zijn gelijktijdig de riolering, de waterafvoerleiding, het gastransportnet en het elektriciteitsnet opgehaald. Rendant heeft aan Fa. Hak te Alblasserdam de opdracht gegeven voor deze onderhoudswerkzaamheden. Fa. Hak stuitte op het probleem dat de oude gasleidingen van de bedrijfsunits niet konden worden vervangen door nieuwe, omdat de mantelbuizen waardoor deze waren aangebracht, waren verzakt. Rendant heeft toen Fa. Hak de opdracht gegeven om waar nodig een kruipluik te (doen) zagen in de betonvloer, zodat de nieuwe gasleidingen toch aangebracht konden worden.
2.3.
Nadat de kruipluiken waren aangebracht, is gebleken dat sprake is van een speciale vloerconstructie, namelijk een betonvloer met het VZA-systeem (voorgespannen zonder aanhechting), die wordt verzwakt als de bekabeling wordt doorgezaagd.

3..Het geschil

3.1.
[eisers] hebben gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Rendant te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van € 46.994,45, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot en met de dag van algehele voldoening, met veroordeling van Rendant in de proceskosten.
3.2.
[eisers] hebben het volgende aan hun vordering ten grondslag gelegd. Rendant heeft onrechtmatig jegens Rendant c.s. gehandeld, omdat de vloer van de bedrijfsunits door het aanbrengen van de kruipluiken ernstig is beschadigd. Doordat strengen van de bekabeling zijn doorgezaagd is de VZA-vloer verzwakt en is de draagkracht aanzienlijk verminderd. [eisers] hebben hun schade als volgt begroot:
  • onderzoekskosten € 5.695,00
  • herstelkosten € 18.250,00
  • straatwerk en bouwbegeleiding € 3.600,00
  • ten onrechte betaalde kosten kruipluik € 9.000,00
  • B.T.W. € 7.674,45
  • buitengerechtelijke incassokosten
Totaal € 46.994,45
3.3.
Rendant heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd. Volgens Rendant is de dagvaarding nietig en heeft zij daarnaast niet onrechtmatig jegens [eisers] gehandeld. Op hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd, wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[eisers] heeft in de dagvaarding niet de volledige voornamen vermeld van [naam eiser 3] en evenmin de woonplaatsen van [naam eiser 1] , [naam eiser 2] en [naam eiser 3] . De rechtbank is van oordeel dat Rendant door deze fout niet onredelijk is benadeeld, omdat niet gebleken is dat Rendant niet begrepen heeft over welke vordering werd gesproken en Rendant voldoende de gelegenheid heeft gehad om verweer te voeren. Het beroep van Rendant op de nietigheid van de dagvaarding wordt daarom met toepassing van artikel 122, eerste lid, Rv verworpen.
4.2.
[eisers] hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat Rendant onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door onnodig, zonder overleg en (wat [naam eiser 1] betreft) zonder toestemming, en zonder spoedeisende reden een gat/kruipluik in de vloeren van hun bedrijfsunits te zagen om nieuwe gasleidingen aan te leggen. Hierdoor lijden [eisers] schade, aangezien sprake is van een VZA-vloer die door het doorzagen van de bekabeling bij het aanbrengen van de kruipluiken is verzwakt. Dit heeft waardeverlies van het pand tot gevolg, tenzij de vloer tegen aanzienlijke kosten wordt hersteld.
4.3.
De rechtbank is, mede gelet op het door Rendant overgelegde rapport van [naam 5] van 28 januari 2019 en hetgeen de ter zitting aan beide zijden aanwezige deskundigen hebben verklaard, van oordeel dat Rendant voldoende heeft onderbouwd – en [eisers] onvoldoende gemotiveerd hebben weersproken – dat op korte termijn ingegrepen moest worden. Door de terreinverzakking en de omstandigheid dat de mantelbuizen niet met haken aan de vloer waren vastgemaakt, waren de gasleidingen onder trekbelasting komen te staan en kon het losbreken van koppelingen niet worden uitgesloten, hetgeen een gevaarlijke situatie opleverde. Daarbij konden de gasleidingen – kennelijk vanwege de verzakking en mogelijk mede vanwege de te geringe wanddikte van de mantelbuizen en de omstandigheid dat die niet uit één stuk waren, maar waren opgebouwd uit delen die door middel van schuifmoffen aan elkaar waren verbonden – niet op de gebruikelijke wijze door de mantelbuizen heen worden getrokken.
4.4.
Vervolgens moet beoordeeld worden of het ook noodzakelijk was om de kruipluiken te maken. Rendant heeft gesteld dat dit het geval was, omdat er geen andere mogelijkheid was om de gasleidingen te vervangen, doordat de mantelbuizen niet bruikbaar waren en er ook geen kruipluik aanwezig was. Het maken van een gat aan de buitenkant van de bedrijfsunits was volgens Rendant, onder verwijzing naar de genoemde rapportage van [naam 5] , evenmin mogelijk, omdat een bovengrondse gasleiding onder andere in strijd zou komen met diverse voorschriften, terwijl de bodem van de kruipruimte boven het funderingsniveau lag, zodat evenmin onder de fundering door kon worden gewerkt. [eisers] hebben dit standpunt van Rendant onvoldoende gemotiveerd weersproken en wel theoretische mogelijkheden geopperd, maar niet aannemelijk gemaakt dat ook in de gegeven feitelijke omstandigheden een reële alternatieve oplossing – of de door hen nog gesuggereerde goedkopere manier om dezelfde oplossing uit te voeren – beschikbaar was. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het noodzakelijk was om kruipluiken te maken in de vloeren om nieuwe gasleidingen te kunnen plaatsen.
4.5.
Het voorgaande laat onverlet dat het door Rendant (doen) uitvoeren van deze werkzaamheden jegens [eisers] onrechtmatig kan zijn als de werkzaamheden niet op een vakbekwame wijze zijn uitgevoerd en tot schadevergoeding kunnen verplichten als er daardoor schade is veroorzaakt. Dit is ook het geval wanneer er zijdens [eisers] toestemming voor de werkzaamheden is verleend, nu die niet afdoet aan de te verlangen vakbekwaamheid van de betrokken aannemer of betonvloerspecialist (naar de rechtbank voorshands begrijpt heeft Rendant en/of de door Rendant ingeschakelde Fa. Hak er ook een betonvloerspecialist bij betrokken). Om deze reden kan in het midden blijven of door alle betrokkenen toestemming is verleend. Ook kan in het midden blijven of [eisers] van de aard van de vloer op de hoogte zijn geweest, nu geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat het op de weg van de – bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel – in betonvloeren ondeskundig te achten [eisers] had gelegen om de daarin juist deskundig te veronderstellen aannemer of betonvloerspecialist te vertellen hoe die vakkundig zijn werk zou moeten doen.
4.6.
Partijen verschillen in dit verband van mening over de vraag of een vakbekwame aannemer of betonvloerspecialist alvorens over te gaan tot het zagen van een gat in een betonvloer eerst onderzoek had behoren te doen – door het raadplegen van een constructeur en/of aan de hand van op te vragen constructietekeningen – naar de aard van de vloer, de daarin aanwezige bekabeling en de invloed van het zagen op de draagkracht van de vloer, of in elk geval het doorzagen van de bekabeling had moeten bemerken en zijn werkzaamheden daarop had moeten staken. Nu partijen en de door hen benaderde deskundigen [naam 1] respectievelijk [naam 5] hierover gemotiveerd van mening verschillen, is de rechtbank voornemens een deskundige benoemen ter beantwoording van allereerst deze vragen.
4.7.
Als komt vast te staan dat bij het zagen van de kruipluiken vakbekwaam is gehandeld, volgt uit het hiervoor overwogene dat Rendant niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de gestelde schade. [eisers] hebben kennelijk subsidiair nog wel betoogd dat de mantelbuizen indertijd ondeugdelijk zijn aangelegd door Rendant, maar hebben die stelling, die door Rendant onder meer met verwijzing naar toepasselijke NEN-normen gemotiveerd is betwist, niet onderbouwd en in het bijzonder volgt de juistheid ervan niet uit de door [eisers] in dit verband overgelegde stukken, zodat de rechtbank eraan voorbijgaat.
Als komt vast te staan dat bij het zagen van de kruipluiken niet vakbekwaam is gehandeld, kunnen er diverse vervolgvragen rijzen, zoals naar de mate waarin (delen van) de vloer – die, naar tussen (de deskundigen van) partijen niet in geschil is, niet meer voldoet aan het ontwerp draagvermogen – is of zijn verzwakt, het gewenste niveau van herstel, de omvang van daardoor mogelijk ontstane schade en de verdeling daarvan over de verschillende bedrijfsunits in het bedrijfsverzamelgebouw. Daarbij zal ook moeten worden afgewogen of daadwerkelijk herstel plaatsvindt of wordt volstaan met vergoeding van waardevermindering van de bedrijfsunits.
Mede omdat ter zitting aan de orde is gekomen dat het gedetailleerd door deskundigen vaststellen van een en ander mogelijk onevenredig kostbaar is in verhouding tot de herstelkosten van de vloer, zal daarop nog niet worden vooruitgelopen. Het ligt in de rede dat partijen daarover overleg zullen voeren nadat de thans te benoemen deskundige heeft gerapporteerd en dat zij zich daarover zullen uitlaten bij hun aktes na deskundigenbericht.
4.8.
De rechtbank is voorshands voornemens om de volgende vragen te stellen aan de deskundige:
1. Dient een vakbekwame aannemer althans betonvloerspecialist die een gat/kruipluik met een afmeting van ongeveer 60 bij 80 cm moet (doen) zagen in een betonvloer, vooraf een onderzoek te doen (door het raadplegen van een constructeur en/of aan de hand van op te vragen constructietekeningen) naar het soort betonvloer en de mogelijkheid om daarin een dergelijk gat/kruipluik te maken zonder dat dit de sterkte van de vloer aantast?
2. Is hierbij van belang dat het in dit geval gaat om een gebouw uit (omstreeks) 2006?
3. Gegeven de noodzaak ergens in de bedrijfsunits een gat/kruipluik met een afmeting van ongeveer 60 bij 80 cm te zagen, zou het in vraag 1 bedoelde onderzoek dan hebben kunnen voorkomen dat de vloer zou zijn verzwakt op de wijze zoals het geval is, bijvoorbeeld doordat in dat geval tussen de bekabeling door zou kunnen zijn gezaagd?
4. Wanneer een vakbekwame aannemer althans betonvloerspecialist het zagen van het gat/kruipluik zonder het in vraag 1 bedoelde onderzoek had mogen aanvangen, zou hij het dan hebben moeten opmerken wanneer hij de bekabeling van een VZA-vloer doorzaagde en had hij zijn werkzaamheden daarop moeten staken?
4.9.
De rechtbank verwijst de zaak naar de rol van woensdag 21 april 2021 om partijen in de gelegenheid te stellen om bij akte op deze vragen te reageren en tevens, bij voorkeur eenparig, zich uit te laten over de persoon van de deskundige. Het spreekt voor zich dat het de voortgang van de procedure aanzienlijk kan versnellen als partijen met een eensluidend voorstel komen. Het voorschot van de deskundige zal vooralsnog door [eisers] , als de partij op wie de bewijslast rust van het gestelde onrechtmatige handelen van Rendant, betaald moeten worden.
4.10.
In afwachting van de te nemen aktes zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 21 april 2021voor het nemen van een akte door elk van de partijen over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021.
3120