Overwegingen
1. De voorzieningenrechter kijkt of de bezwaarschriften van verzoekster kans van slagen hebben. Zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over deze zaak. Als deze zaak in beroep wordt voorgelegd aan de rechtbank, hoeft deze het oordeel van de voorzieningenrechter niet per se te volgen.
2. Verzoekster ontving sinds eind 2018 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande ouder.
Opschorting van de bijstandsuitkering (besluit van 25 januari 2021, zaaknummer 21/1279)
In januari 2021 heeft verweerder een onderzoek opgestart om te kijken of verzoekster nog wel recht had op de bijstandsuitkering. Verweerder heeft verzoekster op 6 januari 2021 uitgenodigd voor een gesprek op 18 januari 2021. Verweerder heeft daarbij aan verzoekster gevraagd om de in die brief genoemde gegevens mee te nemen naar het gesprek. Het gaat daarbij onder meer om bankafschriften.
Volgens verweerder heeft verzoekster niet alle gegevens meegenomen naar het gesprek. Verweerder heeft daarom besloten om de bijstandsuitkering van verzoekster op te schorten. Dit betekent dat de bijstandsuitkering van verzoekster voorlopig niet wordt uitbetaald. In het besluit staat dat verzoekster in de gelegenheid wordt gesteld om de ontbrekende stukken in te leveren op 1 februari 2021. Deze termijn is uiteindelijk verlengd tot 8 februari 2021. Verzoekster is het niet eens met de opschorting van haar uitkering. Zij heeft alle gegevens ingeleverd en toch wordt haar uitkering nog steeds niet uitbetaald.
5. Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
Het gaat bij de opschorting om de vraag of verzoekster alle gevraagde gegevens had ingeleverd voordat het opschortingsbesluit van 25 januari 2021 was genomen. Dit is niet het geval. Verzoekster heeft namelijk op 8 februari 2021 nog gegevens naar verweerder gemaild. Omdat verzoekster niet alle gegevens op tijd heeft ingeleverd, mocht verweerder de bijstandsuitkering van verzoekster opschorten. Het lijkt verzoekster er eigenlijk om te gaan dat de opschorting van haar bijstandsuitkering wordt opgeheven, omdat zij vindt dat ze alle gegevens inmiddels heeft ingeleverd. De voorzieningenrechter stelt vast dat deze vraag aan de orde komt bij de volgende vraag, namelijk of verweerder haar bijstandsuitkering mocht intrekken.
Intrekking (na opschorting) van de bijstandsuitkering (besluit van 12 maart 2021, zaaknummer 21/1740)
Verweerder heeft verzoekster tot en met 8 februari 2021 de tijd gegeven om de ontbrekende gegevens in te leveren.
Volgens verweerder heeft verzoekster niet alle gegevens ingeleverd. Verweerder heeft daarom besloten om de bijstandsuitkering van verzoekster in te trekken vanaf de datum van de opschorting, namelijk per 18 januari 2021. Verzoekster is het niet eens met de intrekking van haar bijstandsuitkering. Zij is van mening dat zij alle gegevens op tijd heeft ingeleverd.
8. Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
Uit het opschortingsbesluit van 25 januari 2021 blijkt dat verzoekster onder meer bankafschriften moet inleveren van haar bankrekening bij de Rabobank eindigend op [nummer] . Het gaat dan om bankafschriften over de periode van 25 september 2018 tot en met 31 december 2018, en de periode van 1 september 2019 tot en met 20 november 2019. Verweerder heeft tijdens de zitting gezegd dat verzoekster deze bankafschriften niet heeft ingeleverd. Verzoekster heeft tijdens de zitting gezegd dat zij de bankafschriften naar verweerder heeft gemaild.
De voorzieningenrechter heeft wel bankafschriften van deze bankrekening in het dossier aangetroffen, maar niet de bankafschriften die zien op de twee periodes die verweerder heeft gevraagd. Verweerder en verzoekster zijn het erover eens dat verzoekster op 8 februari 2021 nog ontbrekende gegevens naar verweerder heeft gemaild. De vraag is echter of daar ook de ontbrekende bankafschriften van deze rekening bij zaten.
In het dossier zit een Rapportage Bestuursrechtelijk onderzoek van 11 maart 2021. Op pagina’s 30 en 31 van deze rapportage
(pagina’s 423 en 424 van het hele dossier)bespreekt de rapportrice de gegevens die verzoekster naar verweerder heeft gemaild op 8 februari 2021. Volgens de rapportrice heeft verzoekster bij de e-mail een document meegestuurd met 14 pagina’s. Vervolgens bespreekt de rapportrice de verschillende pagina’s die verzoekster heeft meegestuurd. Bij die bespreking wordt niets gezegd over de ontbrekende bankafschriften van de rekening eindigend op [nummer] . Hieruit leidt de voorzieningenrechter af dat verzoekster deze bankafschriften niet heeft meegezonden met de e-mail van 8 februari 2021.
Verzoekster stelt dat zij de bankafschriften naar verweerder heeft gemaild. Het is dan aan haar om dit aannemelijk te maken. Nu verweerder ontkent dat hij deze bankafschriften heeft ontvangen, kan verzoekster niet volstaan met de enkele mededeling dat zij deze gegevens wel bij verweerder heeft ingeleverd. Zij zal dit dan met bewijsstukken moeten onderbouwen. Dit heeft verzoekster niet gedaan. De voorzieningenrechter kan daarom niet vaststellen dat verzoekster de ontbrekende bankafschriften heeft ingeleverd. Deze bankafschriften zijn wel van belang bij beantwoording van de vraag of verzoekster nog rechts heeft op de bijstandsuitkering. Dit betekent dat verweerder de bijstandsuitkering van verzoekster (al op grond hiervan) mocht intrekken vanaf de datum van de opschorting, dus per 18 januari 2021.
9. De voorzieningenrechter verwacht dat het opschortingsbesluit van 25 januari 2021 en het intrekkingsbesluit (na opschorting) van 12 maart 2021 in bezwaar stand zullen houden. Zij ziet daarom ten aanzien van deze besluiten geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering (besluit van 12 maart 2021, zaaknummer 21/1488)
10. De voorzieningenrechter kan hier heel kort over zijn. Dit intrekkingsbesluit gaat ook over intrekking van de bijstandsuitkering per 18 januari 2021, maar dan vanwege het verrichten van werkzaamheden. Dat is dus een andere grondslag. Als de voorzieningenrechter zou vinden dat dit besluit geen stand kan houden, dan staat het andere intrekkingsbesluit van 12 maart 2021 (de intrekking na opschorting omdat verzoekster niet de gevraagde bankafschriften heeft ingeleverd) in de weg aan het treffen van een voorlopige voorziening. Zoals gezegd, verwacht de voorzieningenrechter dat die intrekking in bezwaar stand zal houden. Het heeft daarom geen nut meer om de intrekking wegens het verrichten van werkzaamheden verder te bespreken.
Daarnaast ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van de terugvordering. Verweerder zal bij de terugvordering rekening moeten houden met de beslagvrije voet. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoekster ten aanzien van de terugvordering een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.