ECLI:NL:RBROT:2021:3145
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van onbetaalde ziektekosten na beëindiging betalingsregeling
In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor onbetaalde ziektekosten. De procedure begon met een dagvaarding op 9 september 2020, waarbij VGZ eiste dat [gedaagde] een bedrag van € 409,74 zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] een zorgverzekering had afgesloten bij VGZ, maar niet alle premiebedragen en zorgkostenfacturen tijdig had betaald. Eerder was er een betalingsregeling getroffen, maar deze was beëindigd omdat [gedaagde] niet aan zijn betalingsverplichtingen voldeed.
Tijdens de zitting heeft de kantonrechter vastgesteld dat [gedaagde] aanvankelijk niet in het geding was verschenen, maar later alsnog in het geding is gekomen. VGZ heeft herhaaldelijk geprobeerd [gedaagde] aan te manen tot betaling, maar zonder resultaat. De kantonrechter oordeelde dat VGZ terecht had gevorderd, aangezien [gedaagde] geen verweer had gevoerd tegen de hoofdsom van de vordering. De kantonrechter heeft de vordering van VGZ toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten, en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag.
De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van nodeloos dagvaarden, omdat VGZ voldoende pogingen had ondernomen om [gedaagde] te laten betalen voordat de procedure werd gestart. De proceskosten zijn vastgesteld op € 229,09 aan verschotten en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken door mr. drs. D.L. Spierings op 9 april 2021.