Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor het betalen van achterstallige zorgpremies. De kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht, heeft op 15 april 2021 uitspraak gedaan in deze kwestie. De procedure begon met een dagvaarding op 7 december 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De kern van het geschil betreft de betaling van een bedrag van € 406,95 door [gedaagde] aan VGZ, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 december 2020. VGZ stelt dat [gedaagde] een zorgverzekering heeft afgesloten en dat hij in gebreke is gebleven met de betaling van premies voor de periode van augustus 2016 tot en met februari 2017. Eerder was [gedaagde] al veroordeeld tot betaling van een deel van de oorspronkelijke hoofdsom in een andere procedure, maar VGZ heeft gereserveerd voor het resterende bedrag.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en beweert dat hij aan al zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar de kantonrechter oordeelt dat hij dit onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter wijst de vordering van VGZ toe, inclusief de gevorderde wettelijke rente en proceskosten. De beslissing houdt in dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten, en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen.