Overwegingen
1. Verzoeker woont op het adres [adres] . [naam bedrijf 1] is de eigenaar en [naam bedrijf 2] de beheerder, vastgoedmanager en verhuurder van deze woning. Op 3 november 2020 heeft er in de woning een doorzoeking plaatsgevonden in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar de invoer van cocaïne via de Rotterdamse haven. In de woning zijn aangetroffen: een plastic zak met gedroogde/ gemalen henneptoppen (154,80 gram), 3 gripzakjes met MDMA (3 gram), € 11.000,- aan contant geld en 10 mobiele telefoons. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 25 november 2020.
2. Naar aanleiding van die rapportage heeft verweerder in het bestreden besluit verzoeker opgedragen om de woning vanaf 2 maart 2021 te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van 3 maanden. De woning is inmiddels ook al gesloten.
De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel
3. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoeker kans van slagen heeft. Zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over deze zaak. Als deze zaak in beroep wordt voorgelegd aan de rechtbank, hoeft deze het oordeel van de voorzieningenrechter niet per se te volgen.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
4. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is verweerder bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen soft- of harddrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
5. Verweerder voert beleid om de handel in drugs in Barendrecht tegen te gaan. Dit beleid staat in de ‘Beleidsregel Damocles gemeente Barendrecht’. In dit beleid staat in welke gevallen verweerder in principe overgaat tot sluiting van een woning.
6. Verweerder is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij softdrugs ligt die grens bij 5 gram. Bij een geringe overschrijding van die grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik. Verzoeker zal dat dan aannemelijk moeten maken.
7.
Welke hoeveelheid wordt aan verzoeker tegengeworpen?
Verweerder werpt verzoeker tegen dat er in zijn woning 154,80 gram hennep en 3 gram MDMA is aangetroffen. Dit is meer dan een gebruikershoeveelheid. Verzoeker heeft tijdens de zitting de vraag gesteld of het bij de MDMA gaat om het netto- of brutogewicht. Dus is de 3 gram het gewicht van de MDMA (netto) of zit daar ook het verpakkingsmateriaal bij (bruto)? De voorzieningenrechter stelt vast dat in de bestuurlijke rapportage wordt gesproken over een netto gewicht van 3 gram. De voorzieningenrechter gaat er daarom vooralsnog van uit dat het gaat om 3 gram MDMA, zonder dat daarbij het gewicht van de gripzakjes is betrokken. En zelfs als het zou gaan om 3 gram MDMZ
inclusiefde 3 gripzakjes, dan denkt de voorzieningenrechter dat het gewicht van 3 gripzakjes niet zodanig is dat verzoeker hiermee onder de gebruikershoeveelheid van 0,5 gram MDMA komt.
8.
Was de aangetroffen drugs bestemd voor eigen gebruik?
Volgens verzoeker was de hennep en de MDMA bestemd voor eigen gebruik. Verzoeker heeft in 2018 een ongeluk gehad, waarbij hij met zijn hand klem is komen te zitten tussen een aanhanger en een bus. Hij is hiervoor geopereerd. Hij gebruikt softdrugs als pijnbestrijding. Verzoeker heeft een brief overgelegd van het Leids Universitair Medisch Centrum van 18 februari 2019 waaruit onder meer blijkt dat hij chronische pijnklachten heeft. Verzoeker heeft tijdens de zitting verklaard dat hij 2 keer per week naar de coffeeshop gaat en dat hij dan 5 gram hennep per keer haalt. De restjes die overblijven, heeft hij steeds in een plastic zak gestopt en zo opgespaard. De zak bewaarde hij in een keukenkast. Verder heeft verzoeker tijdens de zitting verklaard dat hij geschrokken was van het feit dat hij de MDMA in huis had. Volgens hem heeft hij de MDMA een keer gekocht in verband met een feest.
De voorzieningenrechter overweegt dat er ten aanzien van de hennep geen sprake is van een geringe overschrijding van de grens van 5 gram. Dit betekent dat dat verweerder reeds daarom al mocht uitgaan van een handelshoeveelheid. Ten aanzien van de MDMA heeft verzoeker alleen maar verklaard dat dit voor eigen gebruik was. De voorzieningenrechter vindt dat verzoeker het eigen gebruik van de MDMA niet aannemelijk heeft gemaakt. Om dit aannemelijk te maken, kan verzoeker niet volstaan met de enkele stelling dat er sprake is van eigen gebruik.
9. Verweerder was daarom in beginsel bevoegd om de woning te sluiten.
10. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
11. Uit de bestuurlijke rapportage van 25 november 2020 volgt dat in de woning een handelshoeveelheid soft- en harddrugs is aangetroffen. Deze hoeveelheid is daarentegen niet zodanig dat alleen daarom al sluiting van de woning gerechtvaardigd is.
12. De voorzieningenrechter stelt vast dat er in de woning 154,80 gram hennep en 3 gram MDMA is aangetroffen. Er zijn door de politie geen andere drugsgerelateerde zaken in de woning gevonden, zoals een weegschaal, ponypacks of ander verpakkingsmateriaal. Dit soort zaken zijn normaal gesproken indicaties van drugshandel. In de woning zijn wel een groot geldbedrag (€ 11.000,-) en 10 mobiele telefoons aangetroffen.
13. Volgens de politie wordt er in het criminele circuit vaak gebruik gemaakt van meerdere telefoons of simkaarten. Door maar eenmalig of kortstondig gebruik te maken van een telefoonnummer, wordt geprobeerd om buiten het zicht van opsporingsdiensten met elkaar te communiceren. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat met de handel in verdovende middelen veel geld verdiend wordt. Door allerlei barrières vanuit de overheid tegen witwassen en besteding van crimineel geld in het legale economische verkeer worden bij verdachten van drugshandel regelmatig grote contante geldbedragen aangetroffen. Volgens verweerder bestaat door de aanwezigheid in de woning van veel geld en telefoons het sterke vermoeden dat verzoeker betrokken is bij drugshandel in professioneel en georganiseerd verband.
14. De politie mag geld in beslag nemen als het vermoeden bestaat dat dit geld is verkregen uit strafbare feiten. De officier van justitie bepaalt vervolgens wat er met dat geld moet gebeuren. In dit geval heeft de officier van justitie het geld aan verzoeker teruggegeven. De officier van justitie doet dit niet zomaar en de teruggave van het geld lijkt er daarom op te duiden dat een verband met een strafbaar feit niet is aangetoond. Daarbij komt dat verzoeker stelt dat hij niet door de politie is aangehouden of is opgeroepen voor verhoor in verband met het onderzoek naar cocaïnesmokkel in de Rotterdamse haven. Verweerder heeft dit niet betwist. Een link met grootschalige drugshandel is nu dan ook niet aannemelijk.
Verzoeker heeft tijdens de zitting uitgelegd dat hij een eigen bedrijf (glas- en slotenservice) heeft en dat veel klanten hem contant betalen. Het in zijn woning aangetroffen geldbedrag is volgens verzoeker afkomstig van werkzaamheden die hij voor klanten heeft verricht. Verzoeker heeft kort voor de zitting een aantal facturen overgelegd om aan te tonen dat hij in de maanden voor de doorzoeking inkomsten heeft gehad. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de facturen niet blijkt dat de betreffende klanten de factuur contant hebben betaald. Wel vindt zij dat wat verzoeker hierover stelt best waar zou kunnen zijn. Dit kan in de bezwaarprocedure nader aan de orde komen.
15. Verzoeker heeft tijdens de zitting verder een uitleg gegeven over de 10 mobiele telefoons. Volgens hem heeft hij zelf 2 telefoons in gebruik: een privételefoon en een zakelijke telefoon. Verder heeft hij een werknemer in dienst en diens (zakelijke) telefoon lag ook bij hem in huis. De overige 7 mobiele telefoons waren oude telefoons zonder simkaart, die hij grotendeels heeft vervangen vanwege waterschade of kapotte schermen. Volgens verzoeker brengt de aard van zijn werk met zich mee dat zijn telefoons vaker schade oplopen en daarom vervangen moeten worden.
Het feit dat er meerdere telefoons in de woning zijn aangetroffen, betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zonder meer dat er een verband is te leggen met criminele activiteiten. Inmiddels hebben de meeste mensen meerdere oude telefoons in huis liggen. Uit het dossier blijkt niet of de telefoons allemaal in gebruik waren (en dus een simkaart bevatten) en of de telefoons in verband kunnen worden gebracht met criminele activiteiten.
16. De voorzieningenrechter vindt dat de aanwezigheid van een groot geldbedrag en 10 mobiele telefoons in dit geval niet zonder meer een indicatie opleveren van drugshandel in professioneel en georganiseerd verband. Daarnaast gaat het volgens de beheerder van de woning om een buurt met een grote sociale controle waarin verdachte omstandigheden in de vorm van criminaliteit zeer waarschijnlijk door de buren opgemerkt zouden worden (zie zijn zienswijze), wat niet is betwist, en blijkt uit de politierapportage dat verzoekers woning niet bekend staat als overlastgevend (drugs)pand.
17. Voor de voorzieningenrechter staat vast dat er een handelshoeveelheid hennep (154,80 gram) en MDMA (3 gram) in de woning is aangetroffen. Verder zijn er geen drugsgerelateerde zaken in de woning aangetroffen en kunnen het geldbedrag en de mobiele telefoons niet zonder meer gerelateerd worden aan criminele (drugs)activiteiten. Als de voorzieningenrechter alle informatie uit het dossier bij elkaar optelt, vindt zij dat er onvoldoende ligt om een woningsluiting noodzakelijk te achten. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het bestreden besluit te schorsen.
18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.