ECLI:NL:RBROT:2021:3344

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
C/10/613602 / JE RK 21-436
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 maart 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren. De minderjarige verblijft momenteel bij Stek Jeugdhulp en heeft een trauma waarvoor zij behandeling nodig heeft. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar, om zo stabiliteit en duidelijkheid te bieden voor [naam kind].

De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de GI en benadrukt de noodzaak van behandeling voor [naam kind] voordat zij thuis kan wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de inspanningen van zowel [naam kind] als de moeder, er nog steeds ernstige bedreigingen zijn voor de ontwikkeling van [naam kind]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [naam kind] is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, zodat zij de benodigde behandeling en onderwijs kan ontvangen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 12 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/613602 / JE RK 21-436
Datum uitspraak: 22 maart 2021
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen: [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 18 februari 2021, ingekomen bij de griffie op 18 februari 2021.
Op 22 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling behandeld met gesloten deuren.
Verschenen zijn:
- [naam kind] , die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord;
- de moeder;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2] .
Aangezien [naam kind] en de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Poolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor van [naam kind] en de moeder doen plaatsvinden met bijstand van [naam 3] , tolk in de Poolse taal.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft bij Stek Jeugdhulp op de behandelgroep de Lansingh.
Bij beschikking van 7 april 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 7 april 2021.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 april 2020 ook de machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 7 april 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. [naam kind] heeft een trauma en zij moet hiervoor passende behandeling ontvangen. Deze behandeling zal waarschijnlijk plaatsvinden op De Fjord, waar [naam kind] dagbehandeling en onderwijs kan ontvangen. Dit is noodzakelijk, omdat sprake is van een hoog schoolverzuim en er onvoldoende zicht is op wat [naam kind] doet als zij niet op school is. Verder stelt [naam kind] zich vermijdend op richting de hulpverlening. Zij heeft moeite om behandelaren te vertrouwen en komt afspraken met hulpverlening niet altijd na. Voorts is het van belang dat er aandacht wordt besteed aan de relatie tussen [naam kind] en haar moeder. Daarnaast is het van belang dat de moeder hulpverlening krijgt voor haar persoonlijke problematiek. De moeder onderzoekt welke hulpverlening passend is. Ook is de GI voornemens om opvoedondersteuning in te zetten in het gezin. Het is van belang dat het verzoek voor de duur van een jaar wordt toegewezen zodat er duidelijkheid en stabiliteit ontstaat voor [naam kind] .

Het standpunt van de moeder

De moeder stemt in met het verzoek en sluit zich aan bij de GI. Het is noodzakelijk dat [naam kind] passende behandeling krijgt voordat zij thuis kan wonen. Daarnaast kan de moeder thuis weinig toezicht houden op [naam kind] omdat zij veel moet werken. Verder heeft de moeder zorgen over het drugsgebruik van [naam kind] . Wanneer zij thuis komt wonen, komt zij in aanraking met haar oudere broer die ook drugs gebruikt. De moeder is van mening dat een plaatsing bij de Fjord in het belang is van [naam kind] omdat zij naast behandeling ook onderwijs krijgt. Daarnaast wenst de moeder behandeld te worden om haar eigen trauma’s te verwerken en zoekt de moeder naar passende behandeling. Wanneer dit mogelijk is wenst de moeder om het contact tussen haar en [naam kind] stap voor stap op te bouwen en hun relatie te verbeteren. Vanwege de grote stappen die de komende periode moeten worden gezet voordat [naam kind] thuis kan wonen, is de moeder van mening dat de verlenging voor de duur van een jaar passend is.

De mening van [naam kind]

wil graag naar huis. Zij heeft de afgelopen tijd hard gewerkt en veel geleerd, zoals het hebben van respect voor anderen en dat zij de verplichting heeft om te laten weten waar zij is. Ook is de relatie tussen [naam kind] en haar moeder verbeterd en er zijn minder ruzies thuis. [naam kind] wil een behandeling ontvangen voor haar trauma, maar wil tijdens de behandeling thuis wonen omdat zij de steun van haar moeder daarbij nodig heeft.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ondanks het harde werk dat [naam kind] en de moeder de afgelopen periode hebben laten zien, wordt [naam kind] nog altijd ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. [naam kind] stelt zich vermijdend op tegenover haar behandelaar waardoor de behandeling voor haar trauma een onvoldoende positief resultaat teweeg heeft gebracht. Verder is sprake van veel schoolverzuim en er is onvoldoende zicht op waar [naam kind] is als zij niet op school is. Daarnaast is er bij de moeder ook sprake van persoonlijke problematiek en zijn er zorgen over de relatie tussen [naam kind] en de moeder. De komende periode is het van belang dat [naam kind] behandeld wordt voor haar trauma en dat zij onderwijs kan volgen. Verder is het van belang dat de moeder passende hulpverlening ontvangt voor haar persoonlijke problematiek. Daarnaast is het van belang dat de relatie tussen [naam kind] en de moeder verder verbetert en dat er wordt onderzocht op welke wijze de omgang kan worden uitgebreid. De kinderrechter is van oordeel dat het de komende periode in het belang van [naam kind] is om op een plek te verblijven waar zij rust en stabiliteit kan ervaren terwijl zij aan haar behandeling werkt. Vanwege de stappen die noodzakelijk zijn in de behandeling van [naam kind] en de moeder en in het verbeteren van hun onderlinge relatie is de kinderrechter van oordeel dat de verzochte termijn van een jaar passend is. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 7 april 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 7 april 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2021 door mr. H. Benaissa, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 april 2021.
De griffier is buiten staat te tekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.