ECLI:NL:RBROT:2021:3361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
C/10/615938 / FA RK 21-2525
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met psychogeriatrische aandoening

Op 2 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beslissing genomen over de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met een psychogeriatrische aandoening, op verzoek van het CIZ. De procedure begon met een verzoekschrift van het CIZ, dat op 30 maart 2021 bij de rechtbank werd ingediend. Bij dit verzoekschrift waren verschillende bijlagen gevoegd, waaronder een beschikking van de burgemeester en een medische verklaring van een arts. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 april 2021 zijn de cliënt, haar advocaat, en zorgverleners gehoord via een beeld- en geluidverbinding.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, veroorzaakt door haar psychogeriatrische aandoening, die leidde tot ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen passend bij dementie. De cliënt vertoonde verwaarlozing, was gedesoriënteerd, en had een verhoogd risico op lichamelijk letsel. De thuiszorg kon niet langer voldoen aan haar zorgbehoeften, en de cliënt vertoonde agressief gedrag, wat leidde tot overbelasting van haar steunsysteem.

De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om het ernstig nadeel te voorkomen. De cliënt had aanvankelijk verzet getoond tegen de voortzetting van haar verblijf, maar tijdens de zitting gaf zij aan het prima te vinden om langer in de accommodatie te blijven. De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 14 mei 2021. Deze beslissing werd mondeling gegeven door rechter M.C. van der Kolk en schriftelijk uitgewerkt op 14 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/615938 / FA RK 21-2525
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 2 april 2021 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt],
hierna: cliënt,
wonende te [woonplaats cliënt],
thans verblijvende te Aafje, locatie Smeetsland te Rotterdam,
advocaat mr. J.J. van Santbrink te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 30 maart 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beschikking van de burgemeester van 29 maart 2021;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam 1], arts, van 29 maart 2021;
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 27 november 2020;
  • de aanvraag van 30 maart 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 april 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • cliënt met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2], arts, verbonden aan Aafje en
  • [naam 3], verzorgende, verbonden aan Aafje.

2..Beoordeling

2.1.
Op 29 maart 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen. Op 30 maart 2021 heeft het CIZ verzocht met betrekking tot cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te verlenen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat dit ernstig nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, te weten ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen passend bij dementie.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang. In de thuissituatie verwaarloosde cliënt zichzelf. Cliënt is gedesoriënteerd en kan nauwelijks lopen waardoor zij regelmatig valt. Tevens is cliënt incontinent van urine. Ter zitting verklaart de arts dat cliënt volledig zorgbehoevend is waardoor het onveilig is om haar alleen thuis te laten. De thuiszorg kan de noodzakelijke zorg niet meer leveren aan cliënt, omdat haar zorgvraag groter is dan de thuiszorg haar in de thuissituatie kunnen geven. Cliënt vertoont agressief gedrag naar anderen waardoor haar steunsysteem overbelast is geraakt. Er zal worden toegewerkt naar een begeleide woonvorm dichterbij haar zoon.
2.4.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder ingrijpende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5.
Cliënt heeft verzet getoond tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Tijdens de mondelinge behandeling vertoont cliënt geen verzet waarbij zij expliciet aangeeft het prima te vinden om langer in de huidige accommodatie te blijven. Echter is de vrijwilligheid van cliënt nog te fragiel om met ontslag te gaan omdat het onduidelijk is hoe de vrijwilligheid van cliënt zich de aankomende tijd zal ontwikkelen. Een langere opname is daarom noodzakelijk.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 mei 2021;
Deze beschikking is op 2 april 2021 mondeling gegeven door mr. M.C. van der Kolk, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en op 14 april 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.