5.5.De omstandigheid dat de besluitvorming over het realiseren van het bouwplan nog niet is afgerond is geen weigeringsgrond voor het verlenen van de omgevingsvergunning maar kan wel een rol spelen in de belangenafweging.
De planvorming is naar de mening van de ABC wel zover dat verweerder ervoor heeft kunnen kiezen de omgevingsvergunning voor de kap te kunnen verlenen vooruitlopend op de definitieve besluitvorming. Dit ook met het oog op de voorbereidende werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd voor de bouw van het ‘ [naam project] ’. In de wetenschap dat de gemeente Rotterdam voor een forse woningbouwopgave staat waarvan de bouw van ‘ [naam project] ’ met ongeveer 275 woningen een onderdeel is, komt de ABC tot de conclusie dat verweerder het belang van de realisering van de planlocatie zwaarder mocht laten wegen dan het behoud van de 6 platanen.
6. Eisers stellen zich - summier samengevat – gezamenlijk op het standpunt dat alle zeven bomen monumentale bomen zijn in de zin van de vigerende BSV en dat artikel 4:1lb, zevende lid, van de APV in de weg staat aan het vellen en verplaatsen van de platanen. Verder stellen eisers zich op het standpunt dat het bestreden besluit in strijd is met zowel artikel 4:11b, vierde lid, van de APV, omdat verweerder een onjuiste maatstaf heeft aangelegd, als met artikel 4:11f, derde lid, van de APV, omdat de stortingsplicht van
€ 15.916,44 onredelijk laag is.
Daarnaast zijn eiseressen nog van mening dat de verleende kapvergunning niet voldoet aan de richtlijnen van de Wnb, dat het gestelde belang van woningbouwopgave boven het behoud van de monumentale bomen niet steekhoudend is, dat voorkomen moet worden dat de bomen gekapt worden zolang niet duidelijk is dat de beoogde ontwikkeling doorgang vindt en dat de vergunningprocedure niet op juiste wijze is gevoerd.
7. De voorzieningenrechter overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat plataan 7, die volgens het primaire- en bestreden besluit verplaatst zal gaan worden, een monumentale boom als bedoeld in de BSV betreft.
Op grond van artikel 4:11b, zevende lid, van de APV wordt, indien de aanvraag voor een kapvergunning betrekking heeft op een gemeentelijke boom die voldoet aan de criteria genoemd in de bijlage van de vigerende BSV, en daardoor als monumentale boom is geïdentificeerd, behoudens het eerste lid, artikel 4:11, derde lid, onderdeel a, en de uitvoering van majeure publieke werken, de vergunning niet verleend.
Op grond van artikel 4:10, tweede lid, van de APV wordt in deze afdeling onder vellen mede verstaan omzagen, rooien, met inbegrip van verplanten, met uitzondering van het ter plaatse lichten of laten zakken van bomen binnen een straal van één meter, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat in dit geval het verplaatsen van de monumentale boom gelijk dient te worden gesteld met het vellen van deze boom. Op grond van artikel 4:11b, zevende lid, van de APV dient dit tot weigering van de vergunning voor het verplaatsen van plataan 7 te leiden. Zowel het primaire als het bestreden besluit kan daarom al in zoverre niet in stand gelaten kan worden, aldus eiseres.
Ter zitting heeft verweerder in dit verband verklaard, dat in het geval de stelling van eiseres gevolgd zou worden en deze plataan niet verplaatst zou mogen worden, dit er niet toe hoeft te leiden dat de bouw van het ‘ [naam project] ’ in het geheel geen doorgang meer zal kunnen vinden. Wellicht dat er dan wel enige aanpassingen aan het bouwplan dienen plaats te vinden.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseres terecht betoogt dat het verplaatsen van plataan 7 in dit geval gelijk dient te worden gesteld met het vellen van de boom. Naar verweerder ter zitting ook heeft erkend, is geen sprake van omstandigheden als genoemd in het eerste lid van artikel 4:11b of artikel 4:11, derde lid, onderdeel a, of van een uitvoering van majeure publieke werken. Uit artikel 4:11b, zevende lid, van de APV volgt daarom dat verweerder de kapvergunning voor het verplanten ofwel verplaatsen van plataan 7 niet had mogen verlenen.
De beroepsgrond van eiseres slaagt.
8. Ter zake van de zes te kappen platanen overweegt de voorzieningenrechter als volgt.