ECLI:NL:RBROT:2021:3444

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
9090144 VV EXPL 21-119
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening in kort geding betreffende sloopwerkzaamheden in de Tweebosbuurt te Rotterdam

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en Stichting Vestia. [Eiseres] vorderde een verbod op de sloopwerkzaamheden die Vestia in de Tweebosbuurt wilde uitvoeren. De procedure volgde op een dagvaarding van 22 maart 2021, waarbij [eiseres] werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.B. Craanen. Vestia werd vertegenwoordigd door mr. R. Benneker en mr. R.G. Goeman. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 maart 2021, waarbij ook vertegenwoordigers van de gemeente Rotterdam aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] op basis van een bruikleenovereenkomst met Alvast de woning bewoont, en dat er derhalve geen huurrelatie bestaat tussen [eiseres] en Vestia. Dit was een belangrijk punt in de beoordeling van de vordering. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiseres] niet toewijsbaar was, omdat deze geen deugdelijke grondslag had. De rechter wees de vordering af en veroordeelde [eiseres] in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 50,00 aan salaris voor de gemachtigde van Vestia.

De uitspraak heeft grote impact op de bewoners van de Tweebosbuurt, aangezien Vestia medio april 2021 met de sloopwerkzaamheden kan beginnen. De rechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat de sloopwerkzaamheden niet in strijd zijn met de wet, en dat de belangen van Vestia bij de herstructurering van de buurt zwaarder wegen dan de bezwaren van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9090144 VV EXPL 21-119
uitspraak: 13 april 2021
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. J.B. Craanen te Nieuwerkerk aan den IJssel,
tegen
de stichting
Stichting Vestia,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigden: mr. R. Benneker en mr. R.G. Goeman te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘Vestia’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 22 maart 2021, met producties 1 t/m 9;
  • de aanvullende producties 10 t/m 31 aan de zijde van [eiseres];
  • de producties 1 t/m 7 aan de zijde van Vestia;
  • de pleitaantekeningen aan de zijde van [eiseres];
  • de algemene pleitaantekeningen aan de zijde van Vestia;
  • de aanvullende pleitaantekeningen n.a.v. de nagekomen producties van [eiseres] aan de zijde van Vestia.
1.2
De mondelinge behandeling is gehouden op 30 maart 2021. Bij de mondelinge behandeling is [eiseres] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens Vestia zijn verschenen [naam 1], [naam 2] en [naam 3], bijgestaan door haar gemachtigden. Tevens was aanwezig [naam 4] namens de gemeente Rotterdam. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3
Deze procedure is gelijktijdig behandeld met de procedures die bij dit gerecht aanhangig zijn onder zaaknummers 9090162 VV EXPL 21-120, 9090199 VV EXPL 21-123, 9090247 VV EXPL 21-127, 9090207 VV EXPL 21-124, 9090183 VV EXPL 21-122, 9090225 VV EXPL 21-125, 9089846 VV EXPL 21-115, 9090242 VV EXPL 21-126, 9089931 VV EXPL 21-117, 9090172 VV EXPL 21-121, 9089899 VV EXPL 21-116 en 9086609 VV EXPL 21-112.
1.4
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[eiseres] bewoont op grond van een bruikleenovereenkomst met leegstandsbeheerder Alvast een woning aan de [adres] (hierna: de woning). De woning behoort in eigendom toe aan Vestia. De woning is gelegen in de Tweebosbuurt, onderdeel van de Afrikaanderwijk in stadsdeel Feijenoord (Rotterdam-Zuid). Alvast heeft de bruikleenovereenkomst met [eiseres] opgezegd tegen 1 mei 2021.
2.2
Op verzoek van de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)/Wonen, Wijken en Integratie (WWI), [naam 5], hebben de heren [naam 6] en [naam 7] in februari 2011 een advies uitgebracht, dat is vastgelegd in het rapport “
Kwaliteitssprong Zuid: ontwikkeling vanuit kracht”, om tot een oplossing te komen voor de grootstedelijke problematiek van Rotterdam-Zuid.
2.3
Het rapport [naam 6]/[naam 7] heeft geleid tot een samenwerking tussen de Rijksoverheid, Gemeente Rotterdam, Rotterdamse woningcorporaties (waaronder Vestia), zorginstellingen, schoolbesturen, bedrijfsleven, politie en OM in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). Op 19 september 2011 is binnen dit samenwerkingsverband het document “Zuid Werkt!” ondertekend, waarin verschillende doelstellingen zijn geformuleerd ter uitvoering van de aanbevelingen van het rapport [naam 6]/[naam 7].
2.4
Het NPRZ heeft de doelstellingen ten aanzien van de Afrikaanderwijk verder uitgewerkt in onder andere het rapport “
Handelingsperspectief Afrikaanderwijk” van december 2013 en het “
Uitvoeringsplan 2019-2022” van januari 2019.
2.5
Het college van B&W van de gemeente Rotterdam heeft op 3 juli 2018 ingestemd met herstructureringsplannen voor de Tweebosbuurt.
2.6
De herstructureringsplannen ten aanzien van de Tweebosbuurt bestaan eruit dat tot sloop wordt overgegaan van (uiteindelijk) 524 sociale huurwoningen, 28 koopwoningen en 36 bedrijfsruimten, alsmede tot renovatie van (uiteindelijk) 101 sociale huurwoningen en 5 bedrijfsruimten. De te slopen woningen en bedrijfsruimten moeten volgens de plannen plaatsmaken voor een nieuw woningaanbod, bestaande uit sociale huurwoningen, geliberaliseerde huurwoningen en koopwoningen.
2.7
Op 29 november 2018 is tussen de gemeente Rotterdam en Vestia de “
Samenwerkingsovereenkomst Tweebosbuurt” gesloten ten aanzien van de herstructurering.
2.8
Vestia heeft op 17 februari 2020 een sloopmelding gedaan bij de gemeente Rotterdam. Bij brief van 28 februari 2020 heeft de gemeente Rotterdam voorschriften verbonden aan de voorgenomen sloopwerkzaamheden.
2.9
Bij brief van 25 februari 2021 hebben Vestia en de gemeente Rotterdam de bewoners geïnformeerd dat begin april 2021 gestart zal worden met de sloop van de woningen in de buurt van de woning, te weten [adressen 1], [adressen 2], [adressen 3], [adressen 4] en [adressen 5] (woningen fase 1).
2.1
Op 12 maart 2021 heeft Vestia aan de gemeente Rotterdam opdracht gegeven voor de sloop van de Blokken U, Q, P2, P3, R, I, Nieuwe Straat P2 en Nieuwe Straat P3.
2.11
Vestia en de Landelijke Huurdersraad Vestia (Huurdersraad) hebben op 30 november 2016 een samenwerkingsovereenkomst gesloten met als doel om de huurdersraad de mogelijkheid te bieden om, conform de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) en de nieuwe Woningwet, voor de huurders van Vestia belangen te behartigen.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Vestia (en/of de gemeente Rotterdam) met directe ingang te verbieden over te gaan tot het uitvoeren van (voorbereidende) sloopwerkzaamheden in het geografisch gebied van het herstructureringsplan Tweebosbuurt, dan wel, indien en voor zover Vestia en/of de gemeente Rotterdam al begonnen is/zijn met het uitvoeren van voormelde (voorbereidende) sloopwerkzaamheden, deze te staken dan wel gestaakt te houden, totdat in de procedure in hoger beroep vonnis is gewezen, dat in kracht van gewijsde is gegaan, dan wel deze procedure op andere wijze definitief beslecht is, of zoveel eerder als in een eventueel hoger beroep in kort geding en/of een bodemprocedure onherroepelijk anders beslist wordt op de onderhavige vordering, een en ander op straffe van een dwangsom van € 12.000.000,00 bij overtreding van voormeld verbod, met veroordeling van Vestia in de kosten van deze procedure.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – ten grondslag gelegd dat Vestia als verhuurder tekort schiet in het verschaffen van ongestoord huurgenot dan wel onrechtmatig handelt jegens [eiseres] door in de nabijheid van de door [eiseres] gehuurde woning sloopwerkzaamheden uit te voeren.
[eiseres] voert daartoe het volgende aan:
3.2.1
De sloopwerkzaamheden hebben onomkeerbare gevolgen voor de tussen partijen lopende procedure in hoger beroep.
3.2.2
De sloopwerkzaamheden hebben negatieve gevolgen voor de leefomgeving van [eiseres]. Ook heeft Vestia geen (gerechtvaardigd) belang bij het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het kosteninefficiënt is om nu een deel van de woningen te slopen en in een later stadium nog één of meerdere delen, in plaats van alle gebouwen in één keer te slopen. In de tussenliggende periode kan Vestia de leegstaande woningen immers verhuren via Alvast.
3.2.3
Bestuursrechtelijke belemmeringen staan de sloopwerkzaamheden in de weg, nu de gemeente Rotterdam voorwaarden heeft verbonden aan het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden en niet duidelijk is of die worden nageleefd.
3.2.4
De voorgenomen sloopwerkzaamheden zijn in strijd met artikel 5 Wohv en/of de samenwerkingsovereenkomst tussen Vestia en de Stichting Landelijke Huurdersraad Vestia, nu Vestia geen medewerking verleent aan huurdersparticipatie. Vestia schendt voorts haar verplichtingen in het kader van de Woningwet en het recht van [eiseres] en de andere huurders om een woningcoöperatie op te richten.
3.2.5
Ten aanzien van de financiering van de herstructureringsplannen moet worden aangenomen dat Vestia handelt in strijd met het Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting (Btiv) dan wel de Woningwet en/of de voorwaarden en/of strekking van de Regeling Vermindering Verhuurdersheffing (RVV). Het herstructureringsplan Tweebosbuurt ontbeert de vereiste toestemming als bedoeld in artikel 41 jo artikel 34 Btiv en de herstructureringsplannen zijn niet verenigbaar met de saneringsstatus van Vestia. Het is niet toegestaan om niet-DAEB werkzaamheden, zoals deze door Vestia uitgevoerd worden, uit de eigen middelen van Vestia te financieren.
3.3
Vestia heeft betwist dat de kantonrechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen, aangezien de vordering geen aardzaak, maar een vordering op grond van onrechtmatige daad betreft en de vordering van onbepaalde waarde is. De kantonrechter is daarnaast onbevoegd, omdat [eiseres] op grond van een bruikleenovereenkomst met Alvast de woning bewoont en er derhalve geen sprake is van een huurrelatie tussen partijen. Voorts wordt betwist dat [eiseres] een spoedeisend belang bij de vordering heeft. Van onrechtmatig handelen door Vestia jegens [eiseres] is geen sprake. Vestia herstructureert de Tweebosbuurt, waarbij in het kader van de herstructureringsplannen woningen worden gesloopt. De te slopen woningen zijn leegstaande en in veel gevallen zelfs al ontmantelde woningen. Het gaat dus uitdrukkelijk niet om de woning waarin [eiseres] woont. [eiseres] heeft derhalve geen belang bij haar vordering.
3.4
Op hetgeen partijen verder over en weer naar voren hebben gebracht, wordt hierna, voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure, bij de beoordeling teruggekomen.

4..De beoordeling

Bevoegdheid kantonrechter

4.1
[eiseres] heeft aangevoerd dat de vorderingen hun oorsprong vinden in een met Vestia gesloten huurovereenkomst. [eiseres] heeft de grondslag van haar vordering desgevraagd nader onderbouwd door te stellen dat Vestia als verhuurder tekort schiet in het verschaffen van ongestoord huurgenot dan wel onrechtmatig handelt jegens [eiseres] door in de nabijheid van de door [eiseres] gehuurde woning sloopwerkzaamheden uit te voeren. Op grond van artikel 93 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden zaken betreffende een huurovereenkomst behandeld en beslist door de kantonrechter. Nu de vordering is gebaseerd op de stelling dat er een huurverhouding tussen partijen bestaat, is de kantonrechter bevoegd om de zaak te behandelen.
(Spoedeisend) belang
4.2
Vestia heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat [eiseres] op grond van een bruikleenovereenkomst met Alvast de woning bewoont. Vast staat derhalve dat er geen huurrelatie tussen partijen bestaat.
Nu [eiseres] aan haar vordering ten grondslag legt dat Vestia als verhuurder tekort schiet in het verschaffen van ongestoord huurgenot dan wel onrechtmatig handelt jegens [eiseres] en vast staat dat er geen huurrelatie tussen partijen bestaat, is de vordering bij gebreke aan een deugdelijke grondslag niet toewijsbaar.
4.3
Bij deze stand van zaken kunnen de overige stellingen van [eiseres] onbesproken blijven. Deze maken voorgaand oordeel immers niet anders.
4.4
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, met dien verstande dat nu alle in 1.3 genoemde voorlopige voorzieningen gelijktijdig zijn behandeld, ter zake van salaris gemachtigde een bedrag van € 50,00 zal worden toegewezen.

5..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de kant van Vestia vastgesteld op € 50,00 aan salaris voor de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485/45830