Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..Het geschil
3..De beoordeling
4..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2021, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Leung, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. Eiser vordert betaling van een bedrag van € 1.140,30, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten, uit hoofde van een overeenkomst voor het bedrukken van sportkleding. Gedaagde heeft na de dagvaarding op 3 december 2020 een bedrag van € 1.238,79 aan eiser betaald, wat hoger is dan het gevorderde bedrag. Gedaagde was in de veronderstelling dat deze betaling alle kosten dekte, inclusief proceskosten, en heeft dit ook aan de incassogemachtigde van eiser gemeld via e-mail.
De kantonrechter oordeelt dat de betaling en het e-mailbericht van gedaagde duidelijke aanwijzingen vormden dat hij niet op een procedure wilde aankomen. Het had op de weg van eiser gelegen om gedaagde te wijzen op de nog verschuldigde proceskosten, wat niet is gebeurd. Hierdoor worden de griffiekosten en het salaris voor de gemachtigde van eiser als nodeloos veroorzaakte kosten aangemerkt, die voor rekening van eiser blijven. De kantonrechter beslist dat gedaagde € 116,97 aan resterende proceskosten moet betalen, te vermeerderen met wettelijke rente, en wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.