ECLI:NL:RBROT:2021:3561

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
10/254061-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het bewerken, verwerken en vervoeren van grote hoeveelheden heroïne en cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het bewerken, verwerken en vervoeren van 23,9 kilogram heroïne en 1183 gram cocaïne. De verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie personen en preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door raadsman mr. T.G.M. Houben. Het onderzoek op de terechtzitting begon op 21 januari 2021 en werd hervat op 24 maart 2021. De officier van justitie, mr. M.L. Goudzwaard, eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de volledige tenlastelegging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij de versnijding van harddrugs in een pand in Rotterdam. De verdachte had op 9 oktober 2020 een plastic tasje bij zich met daarin 276,9 gram heroïne en 94,9 gram cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten als mededaders betrokken waren bij de versnijding en het vervoer van de drugs. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de maatschappelijke gevolgen van de drugshandel in overweging nam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/254061-20
Datum uitspraak: 7 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen, zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
preventief gedetineerd in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht te Balkbrug,
raadsman mr. T.G.M. Houben, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting is aangevangen op de 21 januari 2021 en hervat en opnieuw aangevangen op 24 maart 2021. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk bereiden, verwerken en vervoeren van heroïne en cocaïne, althans het opzettelijk aanwezig hebben daarvan;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Bewijs en bewezenverklaring

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Er is geen bewijs dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen verdovende middelen in de woning op de eerste etage van het pand aan de [adres 1] en evenmin dat deze verdovende middelen zich in zijn machtssfeer bevonden. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte in deze woning is geweest. De observaties op 7 oktober 2020 zijn onbetrouwbaar en kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt. Indien de rechtbank van oordeel is wel kan worden vastgesteld dat de verdachte op 9 oktober 2020 in deze woning is geweest, was dit slechts kortstondig en is dit onvoldoende als bewijs voor de vereiste wetenschap en machtssfeer, laat staan voor bewerkingshandelingen. Verder levert de uitslag van de indicatieve test met betrekking tot de op zijn kleding aangetroffen sporen onvoldoende bewijs op dat dit een verdovende middel betrof. Met betrekking tot de in de auto van het merk Skoda Citigo aangetroffen verdovende middelen ontbreekt eveneens het bewijs dat die zich in de machtssfeer van de verdachte hebben bevonden en dat de verdachte daarvan wetenschap had.
Wat betreft de in een plastic tasje aangetroffen verdovende middelen kan niet worden bewezen dat de verdachte dit tasje in zijn bezit heeft gehad. Het tasje is niet aangetroffen bij de verdachte toen hij werd aangehouden, maar is pas later gevonden. Ook als wel vaststaat dat hij dit tasje bij zich heeft gehad, is er onvoldoende bewijs dat de verdovende middelen daar toen al in zaten.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het feit alleen bewezen kan worden verklaard met betrekking tot de 94,9 gram cocaïne die in het plastic tasje is gevonden.
4.2.
Beoordeling bewijsverweer
Op grond van de bewijsmiddelen staat het volgende vast.
Op 9 oktober 2020 rond 03:30 uur heeft een doorzoeking plaatsgevonden van de woning op de eerste etage van het pand aan de [adres 1] . Bij het betreden van de woning was daar niemand aanwezig. De woning was ingericht als versnijdingspand en werd als zodanig gebruikt. Op diverse plekken stonden of lagen tassen en zakjes met versnijdingsmiddelen. Dit betrof in totaal een grote hoeveelheid. Ook werd ongeveer 2 kilogram heroïne aangetroffen. Een hoeveelheid van 9,7 gram lag op een tafel en de rest (1980,3 gram) zat in een tas in de koelkast. Verder zijn diverse materialen aangetroffen die naar algemene ervaringsregels bestemd zijn voor het bewerken en verwerken van harddrugs, zoals een drugspers, mallen, weegschalen, een potkrik, zeven, teilen, een lamineermachine en stempels. Deze goederen stonden nagenoeg allemaal in het zicht. Op een behangtafel en in diverse zeven en teilen zat residu van bruin poeder en er lagen ook meerdere lege verpakkingen van vermoedelijk blokken heroïne. De woning was beneveld van het poeder. De concentratie van de stofdeeltjes in de lucht was zo hoog dat het onmogelijk was om dit niet te merken bij betreding van de woning. Bij binnenkomst sloeg het de verbalisanten direct op hun adem. De woning was niet ingericht als woning. Er lagen alleen drie matrasjes op de grond.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de woning uitsluitend en intensief werd gebruikt voor het versnijden van harddrugs en dat dit versnijden van harddrugs ook kort voor de doorzoeking heeft plaatsgevonden.
De verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] zijn voorafgaand aan de doorzoeking in deze woning zijn geweest. Bij observaties die hebben plaatsgevonden, is gezien dat enige tijd voor de doorzoeking, zij binnen een tijdsbestek van ongeveer 30 minuten de woning alle vier hebben verlaten. [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en de verdachte hadden toen verdovende middelen bij zich.
Omstreeks 01.47 uur verlieten de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] samen het pand. [naam medeverdachte 1] droeg toen boodschappentassen. [naam medeverdachte 2] had een sporttas bij zich. Zij stapten daarna in een auto van het merk Skoda Citigo, [naam medeverdachte 1] als bestuurder en [naam medeverdachte 2] als bijrijder, en reden weg. De politie is hen gevolgd en heeft ze kort daarna aangehouden. Bij de doorzoeking van de auto is in een ingebouwde verborgen ruimte één van de boodschappentassen, die [naam medeverdachte 1] bij zich had, aangetroffen met daarin 22 blokken verdovende middelen. Deze tas is, voordat zij wegreden, door [naam medeverdachte 1] in de verborgen ruimte gezet. Deze tas stond open en naast de tas lagen nog 24 blokken verdovende middelen. Na onderzoek bleek het te gaan om 44 blokken heroïne met een gewicht van 21.910,6 gram en 2 blokken cocaïne met een gewicht van 1083,2 gram.
In de sporttas, die [naam medeverdachte 2] bij het verlaten van de woning bij zich had en die in de auto is aangetroffen, zat een T-shirt waar bruine vlekken op zaten. Die vlekken werden door één van de verbalisanten ambtshalve herkend als vlekken die op kleding zichtbaar zijn bij personen die in een versnijdingspand zijn geweest. Ook zat er een bruine vlek op één van de schoenen van [naam medeverdachte 2] , wat blijkens een indicatieve test heroïne betrof.
[naam medeverdachte 1] was in het bezit van zowel de sleutel van de voordeur van het pand aan de [adres 1] als de sleutel van de deur van de woning op de eerste etage dat als versnijdingspand werd gebruikt.
Medeverdachte [naam medeverdachte 3] verliet het pand aan de [adres 1] vrijwel direct na de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , omstreeks 01.50 uur, en is korte tijd later aangehouden. Op één van de stempels, die in de woning in de keukenla lagen, is een DNA-mengprofiel aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [naam medeverdachte 3] (bewijskracht: meer dan 1 miljard) en minimaal 3 onbekende personen.
De verdachte verliet vrij kort daarna, omstreeks 02.19 uur, het pand aan de [adres 1] . Hij had toen een plastic tasje bij zich. Dit tasje is aangetroffen in de tuin van een woning aan de [adres 2] waar hij in liep toen de politie hem volgde. In dit tasje bevond zich 276,9 gram heroïne en 94,9 gram cocaïne. De kleding (broek, jas en trui) van de verdachte was stoffig en uit indicatieve tests is gebleken dat hierop heroïne en cocaïne zat.
Gelet op al het voorgaande kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte en de genoemde medeverdachten als mededaders betrokken zijn geweest bij de versnijding van harddrugs (heroïne en cocaïne) in het pand aan de [adres 1] en bij het vervoer (per auto of te voet) van harddrugs vanuit dat pand naar elders. Door deze betrokkenheid wordt bewezen geacht dat alle aangetroffen verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte en de medeverdachten hebben bevonden en dat zij allen wetenschap hadden van de aanwezigheid van deze verdovende middelen. Zij zijn met zijn allen tot diep in de nacht in de woning geweest waar de versnijding van de verdovende middelen plaatsvond en van waaruit de verdovende middelen door een aantal van hen zijn meegenomen en zijn vervoerd. Zij hebben hieraan een functionele en/of organisatorische bijdrage geleverd en daarbij bewust en nauw samengewerkt. Er was daarom sprake van medeplegen.
In het licht van het voorgaande worden de door de verdachte en de medeverdachten afgelegde (ontkennende) verklaringen ongeloofwaardig geacht. Hun verklaringen zijn zowel innerlijk als onderling tegenstrijdig. Ook zijn de verklaringen meerdere keren aangepast dan wel pas op de terechtzitting afgelegd.
De verweren van de raadsman worden daarom verworpen.
4.3.
Bewijsmiddelen, verdere bewijsmotivering en bewezenverklaring
In bijlage II is de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van hetgeen hiervoor onder 4.2. met betrekking tot het bewijs is overwogen, voor zover daartoe redengevend, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 oktober 2020 en 09 oktober 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt en vervoerd
- ongeveer 23,9 kilogram van een materiaal bevattende hero
ïne en
- ongeveer 1183 gram van een materiaal bevattende coca
ïne,
zijnde hero
ïne en coca
ïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het bewerken, verwerken en vervoeren van heroïne en cocaïne. Dit betroffen grote hoeveelheden, in totaal ongeveer 23,9 kilogram heroïne en ongeveer 1183 gram cocaïne. De verdachte heeft hiermee een wezenlijke bijdrage geleverd aan de handel in deze verdovende middelen.
De handel in en het gebruik van harddrugs leidt tot veel problemen in de maatschappij. De handel gaat dit vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit, zoals geweldsfeiten en het witwassen van geld dat met de handel wordt verdiend. Het gebruik van heroïne en cocaïne heeft grote gezondheidsrisico’s. Deze drugs zijn namelijk erg verslavend en kunnen bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Hij heeft kennelijk geen enkele boodschap gehad aan al deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er zelf financieel beter van te worden.
Nu de verdachte en de medeverdachten hierover zelf niets hebben verklaard en daarvan ook anderszins onvoldoende is gebleken, is de precieze rol van ieder van hen bij het plegen van het feit niet duidelijk geworden, zodat hiermee bij de strafoplegging geen rekening kan worden gehouden. Wel is duidelijk dat zij allen aan het feit een cruciale bijdrage hebben geleverd.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 februari 2021 blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur. Bij de bepaling van die strafsoort en de duur daarvan is ook gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Een kortere of deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging is bepleit, wordt niet passend geacht. De aangevoerde persoonlijke omstandigheden maken dit niet anders.
Alles afwegend wordt een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden geacht. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden komt te hoog voor.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. M.L.M. van Beckhoven en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 oktober 2020 en/of 09 oktober 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 23,9 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine en/of
- ongeveer 1183 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine,
zijnde heroine en/of cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)