In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het bewerken, verwerken en vervoeren van 23,9 kilogram heroïne en 1183 gram cocaïne. De verdachte was preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. R. Moghni. Het onderzoek op de terechtzitting begon op 21 januari 2021 en werd hervat op 24 maart 2021. De officier van justitie, mr. M.L. Goudzwaard, eiste een gevangenisstraf van 54 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk 36 maanden op, rekening houdend met de recidive van de verdachte.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij de versnijding van harddrugs in een woning die als versnijdingspand werd gebruikt. Bij een doorzoeking op 9 oktober 2020 werden grote hoeveelheden heroïne en cocaïne aangetroffen, evenals materialen die gebruikt worden voor het bewerken van drugs. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen, gezien de omstandigheden en de verklaringen van de medeverdachten.
De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, vooral gezien de grote hoeveelheden drugs en de impact op de maatschappij. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en werd hij vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.