ECLI:NL:RBROT:2021:3565

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
10/651006-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht en mishandeling in een complexe relationele context

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontucht en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De zaak kwam voort uit een conflict in de relationele sfeer tussen de verdachte en de aangeefster, die de moeder van de slachtoffers is. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de aangeefster kritisch beoordeeld, waarbij zij rekening heeft gehouden met de context van de scheiding en de strijd over de omgang met de kinderen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen.

De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard en een gevangenisstraf van dertig maanden zou krijgen, evenals een contactverbod met de aangeefster en haar kinderen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verklaringen van de slachtoffers niet voldoende steunbewijs bieden voor de beschuldigingen. De verklaringen van de oma van de slachtoffers, die als getuige was opgeroepen, werden ook als onvoldoende beschouwd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet de vereiste overtuiging heeft dat hij de feiten heeft gepleegd, en heeft daarom de verdachte vrijgesproken.

Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen gedaan, maar deze zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten is vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de verdediging voor de benadeelde partijen op nihil vastgesteld. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de oudste en jongste rechter niet in staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/651006-19
Datum uitspraak: 15 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsman mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 29 maart 2019, 26 november 2020 en 1 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van alle drie ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met aangeefster en haar kinderen voor de duur van vijf jaar;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met zijn stiefdochter [naam slachtoffer 1] (feit 1) en zoon [naam slachtoffer 2] (feit 2) en tevens aan de mishandeling van [naam slachtoffer 2] (feit 3). Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [naam aangeefster] (moeder, hierna aangeefster) en de verklaringen van [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] en [naam] (moeder van aangeefster, hierna oma).
4.2.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is vrijspraak van de feiten bepleit. Er zijn onverklaarbare tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van aangeefster en [naam slachtoffer 1] . Het is moeilijk voorstelbaar dat oma nooit iets gemerkt heeft van seksueel misbruik van de kinderen. Steunbewijs voor de verklaring van [naam slachtoffer 2] dat de verdachte aan zijn piemel heeft gezeten, ontbreekt. Dat [naam slachtoffer 2] met een bamboestok is geslagen, is nooit waargenomen door onafhankelijke getuigen. De verklaringen van aangeefster moeten worden gezien in de context van de scheiding en strijd over de omgang met de kinderen. Met betrekking tot de geloofwaardigheid van die verklaring is van belang dat aangeefster eerder bij de kantonrechter meineed heeft gepleegd.
4.3.
Beoordeling
De verdachte en aangeefster hebben een liefdesrelatie gehad. Gedurende de ten laste gelegde periode woonden zij in één woning samen met onder meer de op [geboortedatum slachtoffer 2] 2011 geboren zoon [naam slachtoffer 2] , de op [geboortedatum slachtoffer 1] geboren [naam slachtoffer 1] en oma. Op 10 april 2018 heeft de aangeefster na aanleiding van een WhatsApp bericht van de verdachte aan [naam slachtoffer 1] met de kinderen het huis verlaten en is de relatie beëindigd. [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] hebben, nadat hun moeder op 2 oktober 2018 aangifte had gedaan, bij de politie verklaard dat de verdachte – kort gezegd – seksuele handelingen bij hen heeft verricht en [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend de ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd en heeft verklaard dat aangeefster hem valselijk beschuldigt omdat zij verwikkeld zijn in een omgangsprocedure.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] alsmede de aangifte (die op die verklaringen is gebaseerd) waarin gesproken wordt van jarenlang misbruik en dagelijkse mishandeling binnen het gezin belastend zijn voor de verdachte. De verklaringen dienen evenwel te worden bezien binnen de context van een conflict in de relationele sfeer tussen de verdachte en aangeefster over de omgang. De rechtbank is daarom terughoudend om de verklaringen van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en die van aangeefster als vertrekpunt te nemen voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten. Alleen als het beschikbare steunbewijs van voldoende gewicht is, kan deze terughoudendheid worden weggenomen.
Ontucht
Het door de officier van justitie aangevoerde steunbewijs op voornoemde verklaringen bestaat uit de verklaring van de oma van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] . Zij heeft echter verklaard nooit iets gemerkt te hebben van het misbruik. Zij heeft enkel waargenomen dat de verdachte regelmatig met [naam slachtoffer 1] zou stoeien en het was haar opgevallen dat [naam slachtoffer 1] de laatste tijd veel op haar kamer bleef en niet meer naar beneden kwam. Die omstandigheden acht de rechtbank evenwel onvoldoende om voornoemde terughoudendheid te kunnen wegnemen.
Dan is er nog het WhatsApp bericht dat de verdachte op 10 april 2018 aan [naam slachtoffer 1] stuurt waarin hij haar schrijft al meer dan een jaar geen seks te hebben gehad omdat hij gek op haar is en erg naar haar verlangt. Hoewel de rechtbank het zeer ongepast vindt dat de verdachte een dergelijk seksueel getint bericht aan zijn minderjarige stiefdochter stuurt, biedt het bericht als zodanig geen steun voor het vermeende seksueel misbruik van [naam slachtoffer 1] (dan wel [naam slachtoffer 2] ).
Al het andere bewijs voor de ontucht is terug te voeren op dezelfde bronnen, te weten [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] . Gelet op bovengenoemde context waarin die verklaringen moeten worden gezien en het ontbreken van voldoende objectief steunbewijs, heeft de rechtbank niet de vereiste overtuiging bekomen dat de verdachte de ten laste gelegde ontucht heeft begaan.
Mishandeling
Ten aanzien van de mishandeling heeft de officier van justitie eveneens op de verklaring van oma gewezen als (steun)bewijs. Zij heeft verklaard dat de verdachte [naam slachtoffer 2] ongeveer drie keer per week sloeg met een bamboestok op zijn billen en armen, maar dat hij geen blauwe plekken kreeg van het slaan. Gelet op de omstandigheid dat deze verklaring tegenstrijdigheden bevat ten opzichte van onder meer de verklaring van [naam slachtoffer 2] zelf alsmede de omstandigheid dat deze getuige niet als voldoende objectief kan worden beschouwd, heeft die verklaring de eerder bij de rechtbank beschreven terughoudendheid niet weggenomen.
Alles afwegend heeft rechtbank mede gelet op voornoemde context ook ten aanzien van dit feit niet de overtuiging bekomen dat de verdachte dit feit heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is van de tenlastegelegde feiten en zal de verdachte daarvan vrijspreken.

5..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [naam benadeelde 3] ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Tevens heeft zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
5.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, afwijzing van de vorderingen dan wel niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in de vorderingen bepleit.
5.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van alle ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken. Dit betekent ook dat in het midden kan blijven of de moeder bevoegd was om de vordering, die dateert van 26 maart 2021, voor haar inmiddels meerderjarige dochter in te dienen.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter
verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 3] in de kosten door de verdachte ter
verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.E. Dijkers, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 10 april 2018 te Rotterdam, althans in Nederland meermalen, althans éénmaal, (telkens) met een persoon beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ), zijnde die [naam slachtoffer 1] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorende tot zijn gezin en/of een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (telkens)
- betasten en/of wrijven van/over de (al dan niet door kleding bedekte) vagina/schaamheuvel en/of borsten van die [naam slachtoffer 1] en/of
- ( met zijn onderlichaam) dicht tegen die [naam slachtoffer 1] aan liggen en/of
- betasten en/of slaan van/op de (al dan niet door kleding bedekte) billen van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 10 april 2018 te Rotterdam, althans in Nederland meermalen, althans éénmaal, (telkens) met zijn kind, althans met een persoon beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2011), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (telkens) betasten en/of wrijven en/of trekken van/over/aan de penis van die [naam slachtoffer 2] ;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 10 april 2018 te Rotterdam, althans in Nederland meermalen, althans éénmaal, (telkens) zijn kind, te weten [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2011), heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 2] (met kracht) met een bamboestok, althans een hard voorwerp, op de bil(len) en/of de arm(en) en/of de be(e)n(en) en/of het lichaam te slaan.