In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank N.V. en een gedaagde, die eerder een zakelijke kredietovereenkomst met de bank had afgesloten. De gedaagde had een kredietlimiet van € 20.000,00, maar kwam in betalingsproblemen. ING heeft de kredietovereenkomst opgezegd en vorderde een bedrag van € 25.000,00 van de gedaagde, inclusief wettelijke rente. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij een totale schuldenlast van ongeveer € 135.000,00 had en deed een voorstel voor een afkoopsom van € 7.500,00, wat door ING werd afgewezen.
De kantonrechter oordeelde dat de kredietovereenkomst rechtsgeldig was opgezegd en dat de gedaagde in verzuim was met de betaling van de openstaande kredietsom. De rechter overwoog dat de persoonlijke en financiële omstandigheden van de gedaagde niet konden leiden tot een afwijzing van de vordering van ING. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 25.000,00 aan ING en in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.104,55. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen.