ECLI:NL:RBROT:2021:3574

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
8938207
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en afwijzing van de vordering wegens bewijs van betaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Zilveren Kruis vorderde een bedrag van € 215,76 van de gedaagde, als gevolg van een vermeende betalingsachterstand met betrekking tot de zorgverzekeringsovereenkomst voor de maand oktober 2012. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat zij de verschuldigde premie tijdig had betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op 25 oktober 2012 een betaling van € 142,21 heeft verricht, en dat deze betaling ten onrechte door Zilveren Kruis was afgeboekt op een andere maand. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde met deze betaling de premie voor oktober 2012 volledig had voldaan. Hierdoor was er geen sprake van een betalingsachterstand, en werd de vordering van Zilveren Kruis afgewezen. Tevens werd Zilveren Kruis veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die in persoon had geprocedeerd. De kantonrechter kende een vergoeding van € 100,00 toe voor noodzakelijke reis- en verletkosten aan de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8938207 \ CV EXPL 20-46680
uitspraak: 9 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Zilveren Kruis” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 27 november 2020, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] van 5 januari 2021;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge reactie van [gedaagde] van 11 maart 2021 alsmede de ter zitting ingediende producties.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Tussen Zilveren Kruis en [gedaagde] is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst met polisnummer [polisnummer] heeft betrekking op de verplichte basisverzekering en/of aanvullende verzekering. Uit hoofde van deze overeenkomst is [gedaagde] aan Zilveren Kruis maandelijks bij vooruitbetaling premie verschuldigd.
2.2.
[gedaagde] heeft op 25 oktober 2012 een betaling van € 142,21 aan Zilveren Kruis verricht. Bij die betaling heeft [gedaagde] als betalingskenmerk ‘
betaling okteber2012’ vermeld.
2.3.
De gemachtigde van Zilveren Kruis, LAVG, heeft bij brief van 10 november 2017 [gedaagde] aangemaand om binnen een termijn van 15 dagen, nadat de brief bij [gedaagde] is bezorgd, een bedrag van € 141,21 te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering verhoogd zal worden met een bedrag van € 48,40 (incl. btw) aan buitengerechtelijke incassokosten.

3..Het geschil

3.1.
Zilveren Kruis heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 215,76, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 141,21 vanaf 17 november 2020 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Zilveren Kruis - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van de door haar uit hoofde van de zorgverzekeringsovereenkomst aan Zilveren Kruis verschuldigde premie over de maand oktober 2012 ten bedrage van € 141,21. Zilveren Kruis zag zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. Zilveren Kruis maakt aanspraak op de wettelijke rente tot en met 13 mei 2020 van € 26,15 alsmede een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van
€ 48,40 (incl. btw).
3.3.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd dat er geen sprake is van de genoemde betalingsachterstand. [gedaagde] betaalt al jarenlang alle bedragen, die zij aan Zilveren Kruis verschuldigd is. Zij stelt tot 2017 geen aanmaningen van Zilveren Kruis te hebben ontvangen. [gedaagde] is bovendien in 2017 overgestapt naar een andere zorgverzekeraar, hetgeen alleen mogelijk is als er geen sprake is van een betalingsachterstand. [gedaagde] heeft op 25 oktober 2012 betaald en heeft daarbij als betalingskenmerk vermeld dat het gaat om de premie van oktober 2012. [gedaagde] maakt aanspraak op vergoeding van de door haar in onderhavige procedure gemaakte proceskosten ten bedrage van € 360,00.

4..De beoordeling

4.1.
Zilveren Kruis heeft gesteld dat [gedaagde] de verschuldigde premie van de maand oktober 2012 onbetaald heeft gelaten. [gedaagde] heeft een betalingsbewijs in het geding gebracht, waaruit volgt dat zij op 25 oktober 2012 een bedrag van € 142,41 aan Zilveren Kruis heeft voldaan. Zilveren Kruis heeft de ontvangst van deze betaling ook erkend, hetgeen blijkt uit het door haar als productie 7 bij haar conclusie van repliek overgelegde betalingsoverzicht. Uit dat betalingsoverzicht kan worden afgeleid dat Zilveren Kruis de betaling heeft afgeboekt op de premie van de maand september 2020.
4.2.
Op grond van artikel 6:43 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek dient een betaling, die zou kunnen worden toegerekend aan twee of meer verbintenissen jegens een zelfde schuldeiser, te worden toegerekend aan de verbintenis, die de schuldenaar bij de betaling aanwijst. Uit het door [gedaagde] overgelegde betalingsbewijs ten aanzien van de betaling van
25 oktober 2012 blijkt dat [gedaagde] daarbij als betalingskenmerk heeft vermeld ‘
betaling okteber2012’. [gedaagde] heeft derhalve uitdrukkelijk te kennen gegeven dat de betaling bedoeld is voor de verschuldigde bedragen over de maand oktober 2012. Dat betekent dat Zilveren Kruis de betaling ten onrechte heeft afgeboekt op de maand september 2012 en dat zij de betaling op de premie van de maand oktober 2012 had moeten afboeken.
4.3.
Het voorgaande leidt er toe dat [gedaagde] reeds met haar betaling van 25 oktober 2020 de premie van de maand oktober 2012 volledig heeft voldaan. Nu Zilveren Kruis aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met betaling van de premie van de maand oktober 2012, doch uit het bovenstaande volgt dat er van een betalingsachterstand ter zake van de premie van oktober 2012 geen sprake is, zal de gevorderde hoofdsom worden afgewezen. De eveneens gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten delen dientengevolge hetzelfde lot.
4.4.
Aan de beoordeling van de overige gevoerde weren, waaronder met betrekking tot de eventuele verjaring van de vordering, wordt - gelet op het voorgaande - niet meer toegekomen.
4.5.
[gedaagde] maakt aanspraak op vergoeding van de door haar in onderhavige procedure gemaakte (proces)kosten. Daaromtrent wordt als volgt overwogen. Op grond van artikel 237 Rv wordt de partij die in het ongelijk wordt gesteld veroordeeld in de kosten van de procedure. In het onderhavige geval procedeert [gedaagde] in persoon zodat artikel 238 lid 1 Rv toepassing vindt. Op grond van dit artikel komen voor vergoeding in aanmerking kosten voor noodzakelijke reis- en verblijfkosten alsmede noodzakelijke verletkosten. Kosten voor het ‘regelen van bankafschriften’, zoals door [gedaagde] genoemd, vallen hier dus niet onder, zodat daarvoor geen afzonderlijke vergoeding toegekend kan worden aan [gedaagde]. Artikel 238 lid 1 Rv levert ook geen grondslag op voor toekenning van de door [gedaagde] genoemde vergoeding van € 100,- wegens het onnodig lastig vallen door deurwaarders’. Wel bestaat er aanleiding om aan [gedaagde] ten laste van Zilveren Kruis een vergoeding toe te kennen ter zake van noodzakelijke reis- en verletkosten, nu [gedaagde] zowel op de rolzitting van 5 januari 2021 als op de rolzitting van 11 maart 2021 in persoon is verschenen en aldaar verweer heeft gevoerd. De kantonrechter acht in dit verband een vergoeding van € 100,00 (2 x € 50,00) redelijk, zodat dat bedrag zal worden toegewezen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Zilveren Kruis in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 100,00 aan reis- en verletkosten;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487