ECLI:NL:RBROT:2021:3616

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
ROT 20/2410
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep inzake WIA-uitkering na afwijzing aanvraag

Op 24 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die niet aanwezig was, had beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeid (Wet WIA) met ingang van 2 oktober 2019. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

In de procedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van dossierstudie, anamnese en eigen onderzoek geconcludeerd dat er aanleiding was om beperkingen voor eiseres vast te stellen. Deze beperkingen zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 maart 2020. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens vastgesteld dat de functies die aan eiseres zijn geduid, ondanks de aanpassing van de FML, nog steeds passend zijn.

De rechtbank oordeelde dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen bewijs was dat de verzekeringsarts een onvolledig beeld had van de medische situatie van eiseres per 2 oktober 2019. De rechtbank wees erop dat eiseres haar gronden van beroep niet had onderbouwd, wat leidde tot de ongegrondverklaring van het beroep. De uitspraak werd openbaar gedaan door rechter F.P.J. Schoonen, met G.J. Machwirth als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/2410
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: J. Schuller-Middelkoop .
Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. N. Libari.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 24 maart 2021 heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit van 17 oktober 2019, waarbij de aanvraag van eiseres om uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeid (Wet WIA) met ingang van 2 oktober 2019 is afgewezen, gehandhaafd.
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossierstudie, anamnese en eigen onderzoek. In het kader van de heroverweging heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 24 maart 2020 geconcludeerd dat er aanleiding is om naast de voor eiseres gestelde beperkingen, beperkingen voor haar te stellen ten aanzien van lopen, lopen tijdens het werk, traplopen, klimmen en langdurig staan. Hierbij is rekening gehouden met de bezwaargronden van eiseres. De beperkingen zijn weergegeven in de FML van 24 maart 2020. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft blijkens het rapport van 6 april 2020 geconcludeerd dat de voor eiseres geduide functies ondanks de aanpassing van de FML, nog steeds voor haar te duiden zijn. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek zorgvuldig is geweest en niet is gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres per 2 oktober 2019.
Hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd geeft geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. In dit verband overweegt de rechtbank dat eiseres haar gronden van beroep niet heeft onderbouwd.
Deze uitspraak is op 24 maart 2021 in het openbaar gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van G.J. Machwirth, griffier.
de griffier is buiten staat
griffier rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.